Het bouwjaar van de molen was lange tijd niet bekend: op deze plaats staat al zeer lang een wipmolen. Zo komt deze rond 1542 reeds voor op de zgn. proceskaart van de Alblasserwaard. In deze periode bemaalden twee molens de polder Blokweer. De tweede molen stond op de kop van de Middelwetering schuin tegenover de molen van polder Kortland maar verdween al vroeg, vermoedelijk kort na 1600.
Pas in 2017 werd, in de notariële archieven van Dordrecht, keihard bewijs van een bouwjaar gevonden en wel 1630.
Deze molen is de laatste vertegenwoordiger van het noordwest-Alblasserwaardse wipmolen type. Kenmerkend is het grote centrale woonkamerraam en een wipstok. Dit kwam voor op de Sliklandse molen (Oud-Alblas), polder Papendrecht en de Nessepolder (Oud-Alblas). Tevens waren de ondertorens van de Nesse- en de Sliklandse molen ook uitgerust met dakpannen. (van de wipmolen van de polder Papendrecht is dat niet goed meer na te gaan).
Tezamen met een hulpgemaal bemaalde deze molen tot 1 juni 1957 de polder Blokweer (onderdeel van de polder Alblasserdam). Per die datum werd een volautomatisch elektrisch gemaal de enige bemaling. Molenaar P.W. Hoek kreeg eervol ontslag.
In eerste instantie werd de molen aan de gemeente Alblasserdam verkocht; in 1985 volgde, tegelijk met de Kortlandse molen, verkoop aan de SIMAV.
Al die jaren deed de molen mee in het schema van Kinderdijk: in bedrijf op de zaterdagen van juli en augustus, en later ook op de Nationale Molendag. Intussen had deze molen in 1975 ook een flinke restauratie gehad, omdat de staat van onderhoud ondertussen duidelijk te wensen overliet. Geleidelijkaan werd er vaker met de molen gedraaid en ook gemalen.
Op 27 juli 1997 werd de molen door brandstichting zwaar beschadigd. Gelukkig bleef de constructie overeind maar duidelijk was dat deze molen zeer groot herstel moest ondergaan.
Bij de restauratie is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van oud materiaal. Uiterlijk en innerlijk zijn evenwel gewijzigd: er werd besloten, de molen in de stijl van ca. 1950 te restaureren. Om die reden keerden de dakpannen terug (van ca. 1875 tot 1975 was de ondertoren met pannen gedekt; daarvoor en daarna was er rietbedekking) en werd het systeem Van Bussel in ere hersteld. Dit laatste blijkt in de praktijk op deze schepradmolen uitstekend te voldoen.
De overbrengingsverhouding werd eveneens gewijzigd: omdat het polderpeil thans duidelijk lager is dan vroeger, draaide het scheprad t.o.v. het wiekenkruis te snel. Dit is opgelost door de toepassing van een grotere bovenschijfloop. Onderschijfloop en -wiel konden worden herplaatst: deze waren niet door de brand aangetast. Alleen de schoorsteen is na de brand niet teruggekeerd.
Sinds dit grote herstel draait en maalt deze molen zeer veelvuldig en is een van de drie molens in dit gebied die (tegen betaling) te bezichtigen is.
In het late najaar van 2018 heeft men de hals van de bovenas met behulp van een ingenieus systeem afgedraaid. De as liep namelijk in toenemende mate heet, onder meer omdat de hals niet zuiver rond meer was. Het bronzen lager zal opnieuw worden vervangen.
Zeer ongebruikelijk voor een wipmolen in deze streek is de buitenvangstok. Andere wipmolens in deze streek hebben een evenaar of, veel minder vaak, een dwarse binnenvangstok. Buitenvangstokken waren er ooit op beide wippen van de polder Bleskensgraaf, maar die hebben al heel lang een evenaar.