Deze molen is in 1851 door molenmaker Jacob Kortholt van Ruischerbrug voor rekening van B.G. Oosterhuis gebouwd. Tijdens de bouw verzakte de onderbouw in zuidelijke richting weg; de oplossing om het bovenachtkant toch recht te krijgen was het metselen van een wigvormig tussenstuk! Vanaf de straat gezien maakt het gehele molenlijf daarom een geknikte indruk. Evenwel liggen beide pelstenen waterpas onder de schuin aflopende stellingzolder.
De molenmaker, Jacob Jacobs Kortholt dus, destijds 74 jaar oud maar nog steeds actief, maakte op 29 september 1851 tijdens werkzaamheden in deze molen een zware val en overleed enige dagen later aan de gevolgen daarvan.
Tot 1895 was er een houten as met zeilroeden; in dat jaar werd een ijzeren as gestoken en kreeg de molen op één roede zelfzwichting.
In 1926 stak molenmaker Aaltjo Dreise uit Woltersum een nieuwe binnenroede (welke in 1981, na uitvoerige reparatie door roedensmid Buurma uit Oudeschans, gehandhaafd kon blijven).
In 1946 volgde herstel door Bremer voor ƒ 3000,--. In 1956 voerde deze molenmaker een forsere restauratie uit, ditmaal voor ƒ 11.363,--: beide roeden werden toen zelfzwichtend. Min of meer hierop aansluitend nam de Stichting Electriciteitsopwekking door Windmolens, in samenwerking met een aantal Groninger gemeenten, een proef met automatisch kruien en zwichten langs elektrische weg. Het resultaat hiervan is altijd een beetje stil gebleven: aan te nemen is dat het geen succes was.
Daarna ging het snel minder goed met deze molen: zo waaiden tijdens een storm in de nacht van 9 op 10 november 1969 de kleppen van de binnenroede grotendeels weg (N.B. In diezelfde nacht waaide de Fraeylemamolen te Slochteren om). In 1977 werd om veiligheidsredenen het resterende hekwerk verwijderd.
In november 1980 begon een uiteindelijk ƒ 266.538,-- kostende restauratie door de fa. Doornbosch (die haar werkplaats min of meer naast deze molen heeft). Op 4 december 1981 volgde de officiële ingebruikname en daarna was de molen ook geregeld in bedrijf.
In latere jaren werd de bedrijvigheid minder, mede omdat er weinig onderhoud meer werd verricht. Na 2000 stond de molen stil. In november 2014 werd de molen naar het westen gekruid, waarna beide roeden werden kaalgezet. Daar bleef het voorlopig bij.
Na veel onderhandelen kon de Molenstichting Winsum de molen tenslotte in 2019 van de particuliere eigenaar Georg Tóth aankopen. De stichting stond hiermee voor een flinke opgave, want de molen verkeerde inmiddels in zeer slechte staat en diende opnieuw grondig te worden gerestaureerd.
Op 26 november 2020 maakte men evenwel een duidelijk begin: nadat beide roeden waren gestreken, heeft men de kap van de romp getakeld.
Al eerder, in 2019, hadden proefboringen tot 26 meter diepte plaatsgevonden. Daaruit was gebleken dat de bodem niet geheel stabiel was. Voor wat tijdens de bouw, door het verzakken, al was gebleken, kreeg men alsnog keihard bewijs. Men besloot de Aeolus een nieuwe fundering te geven waarbij de scheefstand van de onderbouw, zoals die sinds de bouw aanwezig is, gehandhaafd blijft.
Los hiervan zal het eigenlijke metselwerk van die onderbouw nu grondig worden hersteld, iets wat niet gebeurde bij de restauratie van 1980/81.
Los van het vele werk dat wordt verricht (en nog verricht moet worden) is inmiddels een nieuwe roede aangeleverd.
Eigenaars/mulders:
B.G. Oosterhuis (1851 - 1862)
R.H. Nanninga (1862 - 1866)
J.A. Kraaima (1866 - 1891)
Jb. Vennema (1891 - 1892)
Tiddo A. Edens (1892 - 1925)
B. Ridder (1925 - 1931)
L. Smith (1931 - 1941)
A.J. Hazekamp (1941 - ?)
H. Wieringa (? - 1960)
Doede Kruijer (1960 - 1988)
Reintjes (? - ?)
G. Tóth (? - 2019)
Molenstichting Winsum (2019 - ).