Molen De Rosbayer / Rosbaaijer, Zaandam-West

Zaandam-West, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Rosbayer / Rosbaaijer
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
volmolen, pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04910 s
oude dbnr.
V1778
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04910 s De Rosbayer / Rosbaaijer (Zaandam-West)
Ansichtkaart nr. 190 (uitg. K. Tanger)

locatie

plaats
Zaandam-West
plaatsaanduiding
aan de Mallegatsloot
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam G (1) 569 Klaas Baas, koopman (*)
geo positie
X: 115307, Y: 496496
N: 52.45479, O: 4.80326

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De windbrief van de molen werd op 14 mei 1649 verleend aan Cornelis Claesz. Gast. De molen was volgens de verbandacte aangevraagd als hennepkoeksmolen en de windpacht bedroeg ƒ 2 per jaar. Een hennepkoeksmolen was een kleine enkelwerks oliemolen.
Op 4 november 1660 bleek het een volmolen te zijn.

Over de geschiedenis van de molen is niet veel opgeschreven. De Rosbaijer werd in 1683 verzekerd tegen brand: "Cornelis Aldertsz. Voor de volmoole de Rosbaijert, waerdigh twaelff hondert gulde". De Rosbaijer werd in 1689 verhuurd aan Dirck Cornelisz. Wever uit Zaandam-oost, Boorsma haalt een gedeelte van dit huurcontract aan in zijn boek "Zaanse windmolens" uit 1939. "Op huijden den 7 juny Ao 1689 compareerde voor mijn Johan van der Stengh, Notaris tot Saerdam (enz) Cornelis Maertsz. Block tot Westsaerdam ter eenre/ ende Dirck Cornelisz. Wever tot Oostsaerdam ter andere sijde/ Ende verclaerde hij eerste comparant te hebben verhuijert (enz) Een volmoole genaemt de rosbeijert staende ende gelegen tot West Saerdam op de Mallegat sloot (enz) dat voor den tijt van drie agtereen volgende jaeren waer van het eerste jaer inganck genomen heeft metten 16 meij deses loopende jaers en dat voor de somme van twee hondert ende vijftigh caroly guldens jaerlijcx".
Uit een verklaring die na dit huurcontract volgt, blijkt dat de molen in een niet al te beste conditie verkeerde. Toen de drie jaren om waren, werd het huurcontract niet verlengd door Dirck Wever. Vermoedelijk leidde de slechte staat van onderhoud ertoe dat de molen werd verkocht en door zijn nieuwe eigenaar werd ingericht als (gerst)pelmolen.
Toen de molen in 1692 werd gekocht door Claas Sijmonsz Oosterhoorn, werd de molen vermoedelijk afgebroken en vervangen door de grote pelmolen. Kleine enkelwerks oliemolens waren ongeschikt om te fungeren als pelmolen.
In 1694 werd de Rosbaijer voor ƒ 2000 tegen brand verzekerd in een assurantiecontract, waarbij werd opgemerkt "voor dezen geweest een volmoolen".

Hoe het de molen in de achttiende eeuw verging is niet bekend.

De Rosbaijer kwam in 1828 in handen van Wormerveerder Albert Vis, die de molen overnam van de oom van zijn vrouw. Albert Vis had in 1827 de firma Albert Vis opgericht, nadat hij de pelmolen "de Jonge Voorn" te Wormerveer had gekocht. Albert Vis richtte de Jonge Voorn in tot rijstpelmolen, vermoedelijk de eerste die dit werk ging doen binnen de Zaanstreek. In 1833 liet Vis dan ook de Rosbaijer tot rijstpelmolen vertimmeren. De firma Albert Vis werkte aanvankelijk in loondienst voor de firma Wessanen en Laan uit Wormerveer. In 1845 breidde Vis de zaken uit met de papiermolen "de Zwarte Bonsem" uit Koog aan de Zaan, die hij liet vertimmeren tot rijstpelmolen, en de oliemolen "de Kerkuil" uit Wormer. Na het overlijden van Albert Vis in 1848, zette zijn vrouw Neeltje Groen de zaken voort met haar zoon Jan Vis.

Later waren de Rosbaijer en de Zwarte Bonsem in handen van de broers Albert en Gerrit Vis, die samen een onderneming waren gestart, die echter na enkele jaren alweer werd ontbonden.
De familie Vis hield de Rosbaijer tot 1874 in bezit en deed de molen toen over aan Jan Latenstein van Voorst, kort daarop was Arend Latenstein van Voorst eigenaar van de molen. Deze Koger pelde toen al met de molens "de Almanak", "de Rozenboom" en "de Groeneboer". Omstreeks het jaar 1880 werd de Rosbaijer vertimmerd van rijstpelmolen naar gerstpelmolen. In 1881 liet de firma A. Latenstein van Voorst de Groeneboer verbouwen tot stoompellerij.

Toen in 1882 Arend Latenstein van Voorst overleed, hield de firma op te bestaan. Het merendeel van de eigendommen werd overgenomen door Cornelis Kamphuys, die voorheen eigenaar was van de Koger rijstpelmolen "de Jonge Kuiper", de Zaandammer gerstpelmolen "de Walvisch" en later ook de grote stoompellerijen "de Phenix" en "Birma" aan de Oostzijde van de Zaan. Ook de Rosbaijer werd eigendom van Kamphuys. Hij had niet lang plezier van de molen, want in 1883 werd de Rosbaijer door een bui overvallen en verloor de as en roeden.

Kamphuys liet de molen tot 1887 zonder kruis staan eer hij besloot om hem weer te herstellen. Kamphuys had vermoedelijk niet veel trek in de molen en probeerde waarschijnlijk eerst een huurder of een koper voor de molen te vinden eer hem te herstellen. Of dat gelukt is, is niet bekend.

Er zijn verder niet veel gegevens bekend over de Rosbaijer in de laatste fase van zijn bestaan. Nadat het pellen van gerst niet meer lonend was, kreeg de molen een paar koppel maalstenen die werden gebruikt voor het vermalen van diverse foerage-artikelen.

De laatste eigenaars van de molen waren de gebroeders Krijt uit Koog aan de Zaan. Zij gingen met de Rosbaijer zaagsel tot houtmeel malen. Of dit brandgevaarlijke werk de Rosbaijer fataal werd, is niet bekend. Wel brandde de grote molen in de nacht van 31 maart op 1 april 1920 door onbekende oorzaak tot de grond toe af. Op het erf van de molen werd later een houtloods gebouwd, die later weer verdween. Het molenerf is momenteel leeg.

De naam van de molen is een verbastering van het "Ros Beijaard", het grote paard wat werd bereden door de vier heemskinderen. Dit was ontleend aan de middeleeuwse sage "de Vier Heemskinderen", die zich vermoedelijk in de 8e eeuw afspeelde. De buurman van de Rosbaijer, de westelijker staande oliemolen "de Reinout", was vernoemd naar een van deze vier heemskinderen.

Bronnen:
- "De molens in het Oostzijderveld" J. Kruijver 1925, blz. 57
- "Encyclopedie van de Zaanstreek" 1991, blz. 440/738
- "Zaanse windmolens" P. Boorsma 1939, blz. 177-179
- "Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1" T. Neuhaus 1987, blz. 24
- "Duizend Zaanse molens" P. Boorsma 1968, blz. 102
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 74.

aanvullingen

trivia
Pelmolen, eerder volmolen "de Rosbaijer", zware achtkante bovenkruier met schuur, te Zaandam west aan en ten zuiden van de Mallegatsloot, ten westen van de spoorlijn tussen de oliemolens "de Reinout" en "de Melkpot" in. Bouwjaar 1649, verbrand in 1920.
-----

De pelmolens van de firma Wessanen & Laan
In 1841 werd door de firma Wessanen & Laan pelmolen De Jonge Prinses gekocht. Verder werd in 1845 vergunning gevraagd en gekregen voor het inrichten van de oliemolens Fortuin en Bonte Kraai tot pelmolens. Deze aanvraag werd vermoedelijk slechts gedaan teneinde bewegingsvrijheid te krijgen, want van de vergunning is nooit gebruik gemaakt Voor 1863 was het pellen van gort hoofdzaak en kwam rijst op de tweede plaats, dit veranderde langzamerhand ten gunste van dit laatste produkt en in genoemd jaar had men drie windmolens tot het pellen van rijst in bedrijf: De Jonge Prinses, de Rosbayer en de Zwarte Bonsem. De beide laatste werden gehuurd van Albert Vis. Albert Vis was een vriend van Jan Laan en ook beider firma’s stonden met elkaar in bevriende relatie. Hij was waarschijnlijk de eerste rijstpeller aan de Zaan, want reeds in 1825 vestigde hij zich als zodanig met de tot pelmolen ingerichte molen De Jonge Voorn (aanvankelijk in huur, later -1827- in eigendom.)

Capaciteit
Wat de capaciteit van een rijstpelmolen betreft, wordt door een oud-meesterknecht, die jarenlang op verscheidene pelmolens heeft gewerkt, een maximum van 500 last per jaar genoemd. Dit zal men echter te beschouwen hebben als een maximum uit de tijd, dat de dagen der pelmolens reeds geteld waren en er reeds allerlei perfecties in aangebracht waren, waaronder motoren, die in enkele gevallen gedurende windstille perioden de molen aandreven. Voor een gortmolen wordt een capaciteit genoemd van 200 last per jaar. De pelmolens van de firma Wessanen & Laan verwerkten in 1869 elk ca. 350 last Een last is een oude volume-maat. De inhoud van een Amsterdamse last is 3003.57 liter Een last gerst komt op ongeveer 2040 kg, een last rijst op 1640 kg.

Overgang op Stoom
In 1871 werd besloten ook hier de stoomkracht toe te passen. De nieuwe stoompellerij die de naam Unie kreeg, onderscheidde zich in niet veel van wat de tot dusver bekende windpelmolen te zien had gegeven. Een een-cilinderstoommachine, systeem Nolet, van 112 pk, dreef de installatie, bestaande uit vier pelstenen (waarvan twee eerste-snee’s of relstenen en twee tweede snee’s), een paddysteen en een doppensteen aan. Ravelwiel, harp, waaierij enz treffen wij ook hier weer aan, doch ook een aantal builen, waaruit blijkt dat men de sortering van de gepelde rijst niet meer zo eenvoudig opvatte als vroeger. Het interne transport van de ene machine naar de andere geschiedde geheel met elevatoren en transportschroeven. Op 25 oktober 1872 was de Unie gereed en begon zij haar eerste partij Javarijst te pellen: 1038 balen Kadanghauer, met een uitkomst van vijfentachtig procent voorloop, acht procent middel en zeven procent meel. De Bonsem had, even tevoren dezelfde soort pellend, negentig en drie kwart procent voorloop, vier en een kwart procent middel en vijf procent meel gehaald. Hoewel dus de conclusie, dat de windmolen zuiniger pelde dan de stoomfabriek, zijn deze uitkomsten niet goed vergelijkbaar, want aan de Unie was blijkens de meeluitkomst, waarschijnlijk dieper gepeld. Hoe het ook zij, de resultaten schijnen niet tegengevallen te zijn, want van de Bonsem en de Rosbayer werd de huur opgezegd terwijl de Jonge Prinses overging in handen van de firma Bloemendaal & Laan.
Tekst: Frans Limbeek, 31 okt. 2005
-----

(*) In de OAT van 1811-1832 wordt de molen "Reus Beyert" genoemd.