Molen (korenmolen), Langbroek

Langbroek, Utrecht
v

korte karakteristiek

naam
(korenmolen)
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
17723
oude dbnr.
V17723
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Langbroek
plaatsaanduiding
Langbroekerdijk A92
gemeente
Wijk bij Duurstede, Utrecht
plaats(en) voorheen
Neerlangbroek/ Nederlangbroek
streek
Kromme Rijnstreek
geo positie
X: 149673, Y: 447521
N: 52.01602, O: 5.30961

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis

In de uitgave Het Kromme Rijngebied, dec 2006 wordt de volgende tekst vermeld over deze verdwenen molen:

De korenmolen van Neerlangbroek

Het oudste gegeven betreft de lenen van Abcoude onder de lenen van de hofstede Wijk.
Een in 1559 uitgegeven leen betreft een akker, groot 1 morgen, waar een windmolen op staat, strekkend van de Goyerwetering tot de eerste dwarsloot.
In dat jaar wordt het leen overgedragen aan Cornelisz Cornelisz Vernoy de jonge. In 1594 gaat het leen, dat dan bestaat uit een halve akker en een halve windmolen, over aan Jan Eelgisz.
In het jaar 1596 wordt het leen door Jan Jansz, molenaar te Cothen, overgedragen aan Willem Arnoutsz., molenaar op de Snel.
Rond 1643 gaat Peter Heyndricksz van Amerongen, voormalig molenaar te Wijk bij Duurstede en later eigenaar van de halve Sprokkelmolen te Utrecht, op de molen van Neerlangbroek malen.
In het laatste kwart van de zeventiende eeuw bezit Johan Gerard van Oostrum – later ook bekend als baron van Moersbergen – veel onroerend goed, waaronder de molen van Neerlangbroek. Omdat hij geld nodig heeft geeft hij in 1679 zijn rentmeester procuratie om een deel van zijn bezittingen in Utrecht “door de erfpachtheren van het Domkapittel te laten verbinden tot hypotheek ten behoeve van Johan Boudaen Courten te Middelburg”.
Tot deze belaste goederen behoort ook “acht morgen lands mede gelegen in Neerlangbroek met de wint koornmolen daer op staende”.
Vijftien jaar later transporteert Johan Gerard van Oostrum in 1964 aan Johan Boudaen Courten, voor het gerecht van Neerlangbroek, onroerende goederen waaronder de windkorenmolen alsmede het ‘reght van de wint’ waarvoor de nieuwe eigenaar jaarlijks zes gulden moet afdragen aan de Domeinen van het land van Utrecht.”
De molen wordt in 1702 door Boudaen samen met één morgen land voor de somma van 125 gulden per jaar verhuurd aan Peter Hendricksz Holterdijck ‘molenaer buyten Tollensteeg’ die overigens in 1703 al weer afstand doet van de huur ten behoeve van Dirck Petersz, ‘molenaer op de Santbrickermolen te Aschath’. Hoelang Dirck de molen heeft bediend is niet bekend, maar tussen 1724 en 1735 is Hendrik van Blommendaal de molenaar van Neerlangbroek.
Een notariële akte uit 1739 geeft aan dat Bastiaan van Maurik, molenaer tot Seyst, dan eigenaar is van de molen. Omdat de windvang van de molen wordt gehinderd door een rij bomen langs de Langbroekerdijk sluit Bastiaan met Eduard Joseph Ram van Schalkwyk, Heer van Weerdesteijn, een akkoord om diens bomen over een lengte van 41 roeden te mogen kappen. Het recht om te kappen en de toezegging van Ram om deze strook boomvrij te houden kost Bastiaan een jaarlijkse vergoeding van acht gulden.
Omdat Bastiaan zelf de Zeister molen bedient, verhuurt hij de molen van Neerlangbroek aan Otto de Bruyn die in elk geval van 1739 tot 1758 molenaar is.
Op 19 december 1761 koopt Jan van Maurik de molen van zijn vader Bastiaan. Hij sluit daartoe in 1762 bij zijn neef Herman Schneider een hypotheek voor f 1.400 gulden tegen een rente van 3% per jaar.
Blijkbaar stopt Jan in 1771 met malen want dan woont hij met zijn gezin in De Bilt waar hij een huis met bakkerij op erfpachtgrond van het Vrouwenklooster van de Benedictenessen bezit.
Waarschijnlijk verkoopt hij de molen aan Harmen Teunisz Tijsseling, eerder molenaar te Hoevelaken.
Na geruime tijd malen in Neerlangbroek vertrekt deze rond 1787 naar Ede waar hij de Doesburgermolen koopt, een houten standerdmolen gelegen in de buurtschap Doesburg. De molen in Neerlangbroek doet hij in datzelfde jaar over aan zijn oudste zoon Harmen Harmensz Tijsseling.
Deze laat rond 1801 de oude molen slopen en daarvoor in de plaats een nieuwe houten standerdmolen bouwen op dezelfde plaats. Op de eerste kadastrale kaart uit 1832 staat de korenmolen aangegeven op perceel Langbroek Gooijwaarts genummerd A 64. Eigenaar en korenmolenaar is Hermanus Simon Tijsseling, de zoon van Harmen Tijsseling, tevens bezitter van het naastgelegen molenaarshuis.

Bron:
Tijdschrift van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
ISSN-nr 1382-3140, 2006 dec
Inform. J. Hackett, 2 aug. 2018