Molen Het Gemeen Belang (voorganger), De Bilt

De Bilt, Utrecht
v

korte karakteristiek

naam
Het Gemeen Belang (voorganger)
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
07609
oude dbnr.
V4833
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
De Bilt
plaatsaanduiding
Utrechtseweg, aan de noordzijde even ten oosten van de Kerklaan
gemeente
De Bilt, Utrecht
streek
Kromme Rijnstreek
geo positie
X: 140555, Y: 457249
N: 52.10330, O: 5.17637

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
ca. 1528 verbrand en herbouwd
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De oudste gegevens over deze standerdmolen dateren uit 1364, wanneer sprake is van `eenen halven mergen lands daer die molenwerff op leyt aen den Nyewen Steenwech´. In de kroniek van Henrica van Erp, abdis van het Vrouwenklooster te De Bilt, wordt vermeld dat de molen in 1528 door de Geldersen in brand was gestoken en dat bovendien heel De Bilt in vlammen was opgegaan.

In de bewaard gebleven rekeningen van het Vrouwenklooster wordt vanaf 1588 de naam van Egbert Jansz. genoemd als molenaar. In 1594 staat bij voorbeeld bij de ontvangsten te lezen: `van Egbert Jansz. Van Wijck, moelenaer aen die Bilt (die in huyre heeft die moelenwerve) ende sculdigh es een lossrente van 12 g´. Zijn naam blijft in de rekeningen voorkomen tot ca. 1607.

In 1630 blijkt Hendrick Gerritsz. Goldewijck eigenaar van de molen te zijn en erfpacht te betalen voor de grond. Hij was molenaar te Utrecht en had vermoedelijk zijn zoon Willem op de Biltse molen gezet als molenaar. Hendrick was gehuwd met Anna Mode, die, weduwe geworden, in 1638 de molen verkocht aan haar dochter Merritgen Hendricks en haar schoonzoon Meijnert Jansz. van Nulden. Het geheel wordt in de koopakte omschreven als `een cooren wintmoolen, met seijlen, teijll ende sijn toebehoren, mitsgaders een huysinge, hoffsteede, bepotinge en beplantinge tot deselve moolen behoorende, gelegen aen de noortsijde van de Steenstraet op de gront van den Convente van Vrouwenklooster´.

Een grote ramp voltrok zich op 1 augustus 1674, toen een tornado een groot deel van de Utrechtse Domkerk vernielde en in De Bilt de gehele molenkast van zijn onderstel wierp. Van Nulden was toen al overleden, maar zijn weduwe kreeg toestemming van de Staten van Utrecht om de molen te herbouwen.

Na het overlijden van Meijnert Jansz. werd zijn werk overgenomen door Andries Cornelis Vredenburch, die op zijn beurt als huurder werd opgevolgd door Jurriaen Reijnderts. De laatste moest wegens het niet betalen van pachtpenningen en verschuldigde opgelden `sijn vier seijlen mette touwen en reepen, die hij tot voeren en drijven als huyrder van de biltse molen is gebruyckende´ verkopen.

Merritgen Hendricks, de weduwe van Meijnert Jansz., blijkt in 1685 te zijn overleden, want de curator over haar boedel verkocht toen de molen aan Anthony Godin, heer van Kockengen, en Nicolaas Vivien, heer van Muliers. Als molenaar in die tijd wordt Rochus van Epen genoemd, die was gehuwd met Maria van Odijck. Na het overlijden van Van Epen in 1710 kocht Maria in 1711 de molen van de erven Godin en Vivien en dan blijkt Anthony van Holten de opvolger te zijn geweest, niet alleen als molenaar, maar ook als echtgenoot.

In 1741 werd hij echter weduwnaar en liet hij het zware werk doen door Gijsbert Schouten, die met zijn stiefdochter Gijsberta van Epen was getrouwd. In 1755 verkocht Schouten (na het overlijden van zijn vrouw) de molen aan Pieter van Maurik, die in 1760 voor ƒ 3000 hypotheek opnam, daartoe in staat gesteld door de Biltse schout Christiaan Sanderson. Reeds in 1763 verkocht hij de molen aan Jasper van Maurik en diens vrouw Berendina de Heus.

De botsingen tussen de Patriotten en Prinsgezinden in 1787 hadden ook gevolgen voor de Biltse molen, zoals blijkt uit een memorie door schout en schepenen van 7 december van dat jaar. In deze lijst liet ook de weduwe van Jasper van Maurik de geleden schade opnemen: `heeft door het cannonneren aan de molen en aan ´t huis en wegens ´t gemis van ´t gebruik der molen, den tijd van 3 weeken, als ook weegens ontvreemde goederen ƒ 100 schade geleden´.

In 1794 verkochten Berendina de Heus, weduwe van Jasper van Maurik, en haar zoon Gijsbertus `een staandaart wind koornmolen met deszelfs gereedschappen, huis, schuur, paardenstal, thuijn en grond aan de Noordzijde van de Steen- of Biltstraat´ aan mr. Floris Petrus van Ewijck, ambachtsheer van Oostbroek en De Bilt. Deze liet de standerdmolen in hetzelfde jaar afbreken en vervangen door een achtkante stellingmolen met gemetselde onderbouw.

Bron: J.W.H. Meijer, `Biltse molens´, in: De Biltse Grift 2 (1993), p. 2-11.
Informatie van Hans Lägers.