Deze korenmolen werd in 1712 in opdracht van de stad Vlissingen gebouwd en steeds voor zeven jaar verpacht. Pieter Olbertijn kocht in 1792 de molen van de stad en verkocht deze in 1833 aan Jan Olbertijn.
In 1852 werd Hendrik Brasser Pzn., afkomstig uit Koudekerke, eigenaar. Hij overleed echter al in 1863, slechts 40 jaar oud. Zijn weduwe, Kornelia Brasser-Simonse, hertrouwde in 1864 met de van de Dijkmolen te Westkapelle afkomstige Adriaan den Hollander.
Vervolgens was Zacharias Brasser eigenaar. Ook deze werd niet oud: hij overleed op 17 december 1900 op 44-jarige leeftijd. Nadat bedrijf en molen vervolgens enige tijd te koop hadden gestaan, kocht in 1902 zijn weduwe Janna Brasser-Wijkhuijs de zaak (en dus de molen). Via vererving werd in 1916 Adriaan Brasser eigenaar; in 1952 ging het bedrijf over naar een volgende Zacharias Brasser en weer later naar diens zoon Adriaan, beter bekend als Adri.
Anno 2021 vormen Zacharias 'Sjaak' Brasser en diens neef Ruben de Vos de zevende en achtste generatie die ambachtelijk maalt.
In het bij de molen gelegen pakhuis is tegenwoordig een mechanische maalderij met dubbele maalstoel ingericht. In de winkel worden, naast allerhande meelproducten, een groot assortiment diervoeders en benodigdheden voor de ruitersport verkocht.
Deze molen is sinds de bouw onafgebroken in bedrijf gebleven. Dat betekent natuurlijk niet, dat er nooit iets moet worden vernieuwd: in 1977 werd de buitenroede vervangen en in 1985 de binnenroede; in beide gevallen nadat de oude roede tijdens het malen was gebroken.
Nadat in 1977 een nieuwe gelaste roede was gestoken, werd deze meteen voorzien van fokken met automatische remkleppen. Het was de eerste en vooralsnog enige wiekverbetering hier. In 1980 werden zowel bovenwiel als -bonkelaar vernieuwd. De laatste vernieuwingen waren het spoorwiel in 1996 en de steenzolder in 1998.
Op 30 november 2011 werd de buitenroede gestreken, nadat bij een controle was gebleken dat een stuiklasnaad was gescheurd en de plaatdikte hier en daar te gering was geworden. Brasser moest enige tijd met één roede malen.
Een nieuwe buitenroede werd op 11 juli 2012 gestoken. Deze is thermisch verzinkt (was nog niet eerder op een niet-gedeelde roede toegepast) en wederom voorzien van fokken met automatische remkleppen, ditmaal echter in aluminium.
De vangstukken zijn niet meer verbonden via maanijzers (de groeven daarvan zijn nog goed te zien), maar door een rondgaande ijzeren band aan de buitenzijde.
De achterzijde van de bovenas is om opwippen tegen te gaan verzwaard met een ijzeren ketting en stukken ballast.
Een opmerkelijke conclusie over het 19de-eeuwse verleden: nadat in 1985 de oude binnenroede was gebroken, bleven de restanten nog enige tijd bewaard. Als gevolg kon worden vastgesteld, dat het ging om een zeer oude Potroede met het (bijzonder lage) nummer 518. Deze moet in 1869, direct nadat de gietijzeren bovenas was aangebracht, zijn gestoken. Als bewijs hiervoor vermeldt de Middelburgsche Courant van 2 september 1869 dat molenaar Den Hollander "een stuk molenas" én een houten roede te koop aanbiedt.
In dit verband is het evenwel ook opmerkelijk dat deze molen pas in 1952, meer dan 80 jaar nadat een ijzeren as en roede waren gestoken, voor het eerst een metalen buitenroede kreeg.