De vroegste geschiedenis van deze molen begint in Katwijk. In februari 1854 verzocht J. Zoeter, korenmolenaar te Oud-Beijerland, om een stuk woeste duingrond aldaar in erfpacht te mogen nemen om er een korenmolen te bouwen. Een akte hiervoor werd in november van dat jaar opgemaakt, maar al in 1855 werd de erfpacht overgedragen aan Dirk David van Dijk, meester-molenmaker en -timmerman te Piershil. Volgens overlevering zou hierna een molen gebouwd zijn, maar hiervoor is geen enkel bewijs te vinden.
Vervolgens vroeg Dirk David van Dijk in januari 1856 aan het gemeentebestuur van de in 1852 drooggevallen Haarlemmermeer toestemming om in een korenmolen te mogen bouwen. Verondersteld moet worden, dat de molen in Katwijk door omstandigheden nooit gebouwd is, maar dat de (misschien al gereedgemaakte) onderdelen in 1856 zijn gebruikt voor de bouw van de molen te Kruisdorp (later "Hoofddorp" genoemd).
Dirk David van Dijk, die zeer veel molens op de Hoekse Waard en Goeree-Overflakkee had gebouwd (de meeste bestaan nog!) ging vanaf de bouw hier malen en werd dus van molenmaker molenaar en zou die functie nog lang uitoefenen. Hij overleed op 27 juli 1905, 83 jaar oud. Op dat moment was de molen al in handen van zijn stief-familie De Koning.
De molen is als windmolen tot omstreeks 1930 in bedrijf geweest. Vanaf die tijd tot in de Tweede Wereldoorlog werd het maalbedrijf in de bij de molen staande motormaalderij voortgezet.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was de windmolen, toen als gevolg van de jarenlange stilstand in matige staat, ineens weer nodig.
Tijdens de strenge winter van 1944/'45, beter bekend als "de hongerwinter", werd de molen met kunst en vliegwerk door de Zaanse molenmakerij Husslage en vele vrijwilligers maalvaardig gemaakt. Belangrijk waren toen ook de bijdragen van de jonge ingenieur A.J. de Koning, de latere technisch adviseur van De Hollandsche Molen. Net toen er geen elektriciteit meer voorhanden was kon De Eersteling, met gerepareerde houten roeden, aan de slag. Kort daarna waren tweedehands ijzeren roeden nodig, omdat de houten roeden toch echt 'op' waren.
Door de oprukkende bebouwing van Hoofddorp werd de windvang steeds slechter, wat weer zijn gevolg had op het in bedrijf zijn van de molen. Vanaf 1954 vond alle maalwerk weer plaats in de motormaalderij.
De stilstaande molen raakte in verval en uiteindelijk slaagde de gemeente Haarlemmermeer hem aan te kopen. Vooruitlopend op de restauratie en verplaatsing werden in 1975 het wiekenkruis en de kap verwijderd.
Na veel voorbereiding werd onder zeer grote publieke belangstelling op de (ijskoude) 4de januari 1977 de ruim 100 ton zware bakstenen romp over een afstand van 1,8 km. naar de nieuwe standplaats gereden, waar een nieuwe fundering aangelegd was.
Eind 1977 was de restauratie voltooid en sindsdien was de molen weer geregeld in bedrijf. Dick Prins, molenvriend en vrijwillig molenaar van het eerste uur, ging hier malen. Inmiddels heeft Sander van Rijn dit overgenomen, maar één ding blijft opmerkelijk: in de molen is geen elektromotor aanwezig; er wordt uitsluitend op windkracht gemalen.
Enige jaren na de verplaatsing van de molen werd ook het oude molenaarshuis naar de molen verplaatst. Dit ging overigens niet in één geheel, maar wel werden hele stukken muur tegelijk verplaatst.
In 2011 is de stenen romp, die op bepaalde plaatsen zeer poreus was geworden, in de steigers gezet voor groot herstel. Als gevolg was deze molen geruime tijd niet draaivaardig. Inmiddels is dit allemaal achter de rug.