Molen Zeldenrust, Budel

Budel, Noord-Brabant
b

korte karakteristiek

naam
Zeldenrust
modeltype
Ronde molen, beltmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
herbouwd
1899
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis; opslagruimte

adres
Burgemeester Van Houtstraat 60
6021 AW Budel
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Zeldenrust via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
02858
oude dbnr.
B507
Meest recente aanpassing
| Verwijzingen
media-bestand
Molen 02858 Zeldenrust (Budel)
Gerard Sturkenboom (3-3-2021)
De molen staat er weer bedrijfsklaar bij mét volledig gereviseerde Pot binnenroede, oorspronkelijk uit 1900.

locatie

plaats
Budel
plaatsaanduiding
gemeente
Cranendonck, Noord-Brabant
kadastrale aanduiding
Gemeente Budel, sectie B, nr. 1111
geo positie
X: 168575, Y: 364741
N: 51.27182, O: 5.58173
biotoopwaarde
3 (matig)
landschappelijke waarde
In principe groot, maar wordt verminderd door bebouwing en beplantingen; op ZW hoge bomen; O en ZO zeer groot en een goede windvang

contact en bezoek

bezoek/postadres
Burgemeester Van Houtstraat 60
6021 AW Budel
molenaar
Edie Kees / Riekus Meijering
telefoon
0495-491402
e-mail

website
social media
open voor publiek
ja
open op zaterdag
nee
open op zondag
nee
op afspraak
ja
openingstijden
op afspraak
toegangsprijzen
winkelinformatie
meelverkoop
nee
museuminformatie
gericht op scholen
nee
bijzonderheden

constructie

modeltype
Ronde molen, beltmolen
krachtbron
wind
functie
romp
Ronde stenen molen, conisch met knik net boven de maalzolder; belt afgegraven en vervangen door gemetseld pakhuis met deels houten deels betonnen dak, gedekt met dakleer.
kap
Gedekt met dakleer; voor- en achterwolf gedekt met gepotdekselde planken.
inrichting

Twee koppel 17der kunststenen; twee elevatoren, silo, drie mengketels; graanreiniger; sleepluiwerk; elektrisch luiwerk; elektrisch aangedreven maalstoel en hamermolen.

versieringen

Aardige baard, op de koppen van de voeghouten gemonteerd, zwart geverfd, met in wit een bladmotief en in grote letters de naam 'Zelden - Rust'

Eenvoudige achterbaard (1966) met geschulpte rand, zwart geverfd en in wit de (foutieve) mededeling: "ANNO 1858"

Windvaan met een bazuinend engeltje

plaats bediening
beltmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
kruiwerk
Engels; kruilier
vlucht
26,84 m.
vang
Vlaamse vang; 4 vaste stukken. Vangbalk met haak; vangtrommel.
overbrenging

Bovenwiel 63 kammen
Bovenbonkelaar 32 kammen, steek 12,3 cm.
Spoorwiel 71 kammen
Steenschijflopen 28 resp. 25 staven, steek 11,0 cm.
Overbrengingsverhoudingen resp. 1 : 4,99 en 1 : 5,59

hoogte
van de 'belt': ca. 4,00 m.
wiekvorm
Binnenroede Oud-Hollands; buitenroede systeem Fauël met automatische remkleppen
Kantel uw mobiel om de tabellen helemaal te zien
wiekenkruis
fabrikant roenummer positie bouw fabricagejaar jaar gestoken positie jaar verdwenen lengte
Derckx ✉︎ 891 buiten 1999 2000 buiten aanw. 27,00
media-bestand
Roede 1868, Pot
Pot
✉︎ 1868 buiten 1900 1935 binnen aanw. 26,84
media-bestand
Roede 1869, Pot
Pot
✉︎ 1869 buiten 1900 1935 buiten 2000 26,84
wiekverbeteringen

In 1935 kreeg deze molen, waarschijnlijk als eerste aller tijden, het stroomlijnsysteem Van Bussel op beide roeden. In 1952 werd dit weer gewijzigd in Oud-Hollands.
In 2000 werd de buitenroede voorzien van het systeem Fauël (fokwieken) met steekborden; de binnenroede bleef Oud-Hollands. 

bovenas
fabrikant asnummer fabricagejaar jaar gestoken jaar verdwenen lengte
Penn & Comp, F.J. ✉︎ 54 1853 1935 aanw. 04,17
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis; opslagruimte

omwentelingen
geschiedenis

Deze molen werd in 1869 voor Jan Rooijmans (vaak als 'Roymans' gespeld) gebouwd. Dit omdat hij geen molenaar/pachter op de andere Budelse molen meer kon zijn (lees voor dit verhaal de geschiedenis van de 'Nooit Gedagt' te Budel).
Opvallend is de knik in de romp, net boven de maalzolder. Het lijkt aannemelijk dat Rooijmans een hogere molen had willen bouwen. Er werd niet alleen graan gemalen, maar ook schors voor de leerindustrie. In 1893 werd Jan Rooijmans opgevolgd door zijn zoon Hendrik.

Leven en molenaarschap van Hendrik Rooijmans waren ongelukkig: op 27 september 1898 brandde de molen uit. Meteen daarna volgde herstel en begin 1899 was alles weer maalvaardig. De vloer van de maalzolder werd bij deze gelegenheid 40 cm. lager gelegd (thans ligt deze zolder nog ca. 1,20 m. boven de berg). Voor Rooijmans kwam dit te laat: hij was toen al ernstig ziek en overleed vroeg in 1899, slechts 33 jaar oud. Vanuit zijn ziekbed heeft hij via spiegels zijn herbouwde molen nog zien malen.
Vervolgens werden, nog in 1899, twee kinderen Rooijmans tegelijk door de molen getroffen; de één overleed, de ander overleefde, maar liep blijvend letsel op. Voor de weduwe Adriana ‘Junna’ Rooijmans was het leed daarmee nog niet geleden: in mei 1900 brandde de molenaarswoning uit, nadat één van haar kinderen met lucifers had gespeeld. Junna Rooijmans zette het bedrijf voort met de knecht, Antoon ‘Tuntje’ Kees (broer van Jan Kees, toen molenaar op de Oude molen in Budel). Later trad ze met hem in het huwelijk.

In 1902 werd de molen verkocht aan Frans van Winkel voor diens zoon Sjang. Tuntje Kees, even klaar met de windmolen, begon toen in het molenaarshuis een eigen motormaalderij en nam veel vroegere klanten mee. De maalderij werd aangedreven door een stoommachine. Ook was er nog een café , dat in 1916 weer werd gesloten (omdat de vergunning ingetrokken werd) en toen verbouwd werd tot kamers.

Sjang van Winkel was van huis uit geen windmolenaar en moest het malen daarom overlaten aan knechten. Dit waren onder meer Gerard Rooijmans (zoon van de bouwer van de molen) en, na een paar andere knechten, Gerard 'Graad' Verbeek. De molen was toen echter niet rendabel te krijgen, onder meer door de concurrentie van andere molens en motormaalderijen. Het is bekend dat Budelse mulders in die tijd op straat gingen staan om boeren, die met hun graan aangereden kwamen, te bewegen hun graan bij hen te laten malen. Van Winkel kreeg daar genoeg van en verhuurde toen de molen aan een molenaar uit Nederweert. Deze kon het echter ook niet aan en verdween weer zonder dat iemand wist waarheen. Ten einde raad besloot Sjang van Winkel de molen te verkopen.
In 1914 werd Toon Kees de nieuwe eigenaar. In 1922 verkocht die zijn molen en woonhuis aan Graad Verbeek. Deze kende de molen goed, want hij was hier onder Sjang van Winkel al knecht geweest.
Graad Verbeek (1884-1960) was een geboren molenaar: vanaf 14-jarige leeftijd leerde hij het vak bij H. van der Meulen in Uden en was later knecht op de nog bestaande molen van Van Bree in Hamont (B.). Van 1906 tot 1920 was hij mulder in Lozen (B.), waarna hij weer in Budel kwam wonen en met de bakkerskar ging rondrijden. Zijn hart lag echter toch bij de molens en toen hij er een kon kopen deed hij dit meteen. De motormaalderij heeft hij niet meer gebruikt, deze werd verbouwd tot twee woningen.

Tot 1924 had de molen nog een houten as; in dat jaar werd die voorzien van een ijzeren kop en kwamen er twee roeden van Belgisch fabrikaat uit de molen van Mopertingen (België). Hiervoor had de molen enkele jaren met slechts één zware Potroede gedraaid, welke in 1924 verhuisde naar een molen in Heeze. Naar verluidt had de molen toen de naam „Het Hert”. Graad Verbeek was een geboren grapjas en verteller. Als hij het over zijn molen had, wees hij naar boven en noemde zijn molen „het onbevreesde hert” (de molen had toen ook een windvaan in de vorm van een springend hert).

In 1935 kreeg de molen wederom een grote opknapbeurt onder supervisie van Chris van Bussel. De kap werd gedekt met Icopal en er kwamen een gietijzeren as en twee Potroeden, afkomstig uit Lierop. Beide roeden werden voorzien van het stroomlijnsysteem Van Bussel, toen volslagen nieuw: waarschijnlijk is déze molen (en dus niet de herbouwde molen van Waalre) de eerste in Nederland geweest, die die wiekverbetering kreeg. Op 29 juni 1935 werd hiermee voor het eerst gemalen.

Graad Verbeek bemaalde de molen tot 1935 en had ondertussen ook zijn zonen het molenaarsvak geleerd: in 1928 huurde hij voor hen de Poelsnip in Budel-Schoot; zoon Gijs wilde in 1934 die molen wel kopen, maar zag daarvan af omdat hij de molen van zijn schoonouders, de St. Antoniusmolen te Eksel, kon overnemen. Omdat de zonen Verbeek dus elders aan de slag waren, verhuurde Graad zijn molen vanaf 1935. Eerst tot 1939 aan Matthieu Weegels uit Nederweert en later aan Harrie Noten. Begin 1940 werd een molenaar uit Beers huurder. Dit was een NSB’er die op 6 september 1944, beter bekend als 'Dolle Dinsdag', vertrok zonder dat iemand wist waarheen (iets wat voor meer NSB-ers toen gold...). Verbeek heeft toen weer even zelf met zijn molen gemalen.

Op 15 oktober 1944 werd H.A. 'Bert' Kees (1913-1995, zoon van Jan Kees) pachter en vier jaar later ook eigenaar. Hij had het vak geleerd op de “Nooit Gedagt” en werkte vervolgens als knecht op de Sint Antonius Abt te Borkel en Schaft, op de bergmolen in de Molenstraat in Hamont, de standerdmolen van Soerendonk en de Boonesmolen in Weert. Eén van zijn eerste opdrachten als pachter van de molen was malen voor de voedselvoorziening van Eindhoven. Op een zondagmiddag na de bevrijding werd 5000 kg rogge gebracht met de mededeling dat dit de volgende morgen klaar moest zijn. Dit lukte doordat er een uitstekende wind stond. Gedurende zes weken is voor de voedselvoorziening gemalen, maar Bert Kees ontving nimmer enige vergoeding hiervoor, de locatieleider was namelijk failliet gegaan...

In latere jaren is de belt deels weggegraven en vervangen door een pakhuis. Zoals eerder opgemerkt: er werd hier niet alleen graan, maar ook schors gemalen. Echter: het koppel stenen dat nu op de maalzolder ligt, is niet het vroegere schorskoppel! Het kreeg deze plaats namelijk pas in 1966, toen schorsmalen allang verleden tijd was. Overigens is het wel waarschijnlijk dat het zeer zware en lange staakijzer dat dit koppel aandrijft, ooit een schorskoppel diende. Nadeel van de positie op de maalzolder is het ontbreken van een steenkraan: het openleggen van dit koppel is een omslachtig karwei.

Bij de herstelbeurt van 1966 veranderde het uiterlijk van de molen aanzienlijk: de staart wit geverfd met rode klapmutsen, windborden en zoomlatten eveneens wit (voorheen steeds zwart geteerd). Er kwamen een vangstok en een kruirad in plaats van de vangtrommel en lier. Ook achterkeuvelens en baard kregen een andere vorm. Niet alleen had de molen een nogal ander uiterlijk gekregen; de praktische bruikbaarheid was ook veranderd en niet in het voordeel: de zeeg van de (verlengde) roeden bleek veel te diep waardoor de molen niet gemakkelijk liep.

Intussen was men zich meer op de veevoederhandel gaan richten. Er werd een elektrische hamermolen geplaatst en er kwamen machines om het product te transporteren en te mengen. Maar evengoed kwam in 1970 ook de windmolen weer in bedrijf. Er werd in die jaren bijna dagelijks veevoer en bakrogge gemalen.

In later jaren zijn de diverse veranderingen van 1966 stukje bij beetje ongedaan gemaakt: kruirad weer vervangen door een lier (1985), vangtrommel (2008) en een veel soberder donkere kleurstelling (2009). Reeds in 2000 was een nieuwe buitenroede mét fokken aangebracht, welke laatste meteen donker werden geteerd en niet meer wit geverfd.  In 2011 werd de as opgestempeld, het aswiel gecentreerd, twee nieuwe ramen, één meelpijp verbeterd en één vervangen, een stuk ringhout vernieuwd en het koppel op de steenzolder weer maalvaardig gemaakt. Eén steenschijfloop is voorzien van nylon staven.

In 1977 kwam Edie, jongste zoon van Bert Kees, in de zaak. Sinds 1992 is hij eigenaar en drijft in de molen zijn handel in diervoeders. Er werd (en wordt) geregeld, zij het niet meer dagelijks, op windkracht gemalen. Evengoed werd in 2012 ruim 20 ton op windkracht gemalen, nadat de voersteen beter was afgesteld en de molen gemakkelijker liep. Begin 2014 werd een silo bij de molen weer in gebruik genomen; hierin wordt mais los los gestort.

In november 2014 is begonnen met een flinke herstelbeurt: doel was onder meer het het repareren van de balkkoppen en het metselwerk van het pakhuis. Verder een nieuwe staartbalk, korte spruit, windpeluw, baansteen (halssteen), kapbedekking, gangwerk opnieuw stellen en de kruivloer onder handen nemen.
In januari 2021 ging de oude Potroede eruit om elders grondig te worden nagekeken. Op 25 februari kon deze, na grondig te zijn hersteld, alweer worden gestoken. 

aanvullingen

toelichting naam

Deze molen kreeg de naam 'Zeldenrust' bij de grote herstelbeurt van 1966.

unieke eigenschap

Vermoedelijk de eerste molen die het systeem Van Bussel kreeg.

literatuur

Ed van Gerven, 'De Brabantse familie Kees', in: Molens 67 (2002) pp. 20 - 21.

trivia

Op 22 juni 1935 was de trouwdag van de dochter van de toenmalige eigenaar. De harmonie kwam een serenade brengen en molenmaker Hubert 'Bér' Adriaens sloeg vanuit het wiekenkruis de maat. Die molenmaker was daar overigens bijna klaar: op 29 juni maalde de molen voor het eerst, mét het nieuwe systeem-Van Bussel.

foto's

foto's