Molen Broekmolen, Stramproy-Heyeroth

Stramproy-Heyeroth, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Broekmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
herbouwd
1868
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
adres
Grensweg 8
6039 RS Stramproy
beek
Aabeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06681 t
oude dbnr.
B471
Meest recente aanpassing
| Verwijzingen
media-bestand
Molen 06681 t Broekmolen (Stramproy-Heyeroth)
Koen van der Maat (15-5-2016)

locatie

plaats
Stramproy-Heyeroth
plaatsaanduiding
beek
Aabeek
gemeente
Weert, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Stramproy, sectie E, nr. 510
geo positie
X: 175200, Y: 355100
N: 51.18496, O: 5.67612
biotoopwaarde
landschappelijke waarde
Zeer groot; de molen ligt tezamen met een boerderij fraai in het landschap

contact en bezoek

bezoek/postadres
Grensweg 8
6039 RS Stramproy
molenaar
- vacature -
telefoon
06 51125207
e-mail

website
social media
open voor publiek
ja
open op zaterdag
nee
open op zondag
nee
op afspraak
ja
openingstijden
Geopend elke 2e woensdag en elke 4e zondag van de maand met uitzondering van de maand December
toegangsprijzen
winkelinformatie
meelverkoop
nee
museuminformatie
gericht op scholen
ja
informatie voor scholen
volgens afspraak voor info mailen naar moonen.ha53@gmail.com
bijzonderheden
fietsroute
fietsroute in de buurt van Broekmolen via fietsnetwerk.nl
social media

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting

Twee koppel 17der blauwe en één koppel 17der kunststenen.

gangwerk
hout, onderaandrijving
wateras
hout
rad
traditioneel
rad diameter
05,42 m.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
omwentelingen
geschiedenis

De Broekmolen ligt op een fraaie, maar afgelegen plaats in de buurtschap Heyeroth. Vanaf de verharde weg naar de Belgische plaats Bocholt voert een zandweg naar de molen. De drijfkracht wordt geleverd door de molentak van de Aabeek, die ter plaatse de landsgrens vormt. De beek is gekanaliseerd en heeft vooral op Belgisch grondgebied zijn oorspronkelijke karakter verloren. In de hoofdtak is een betonnen overlaat gelegd, die van losse schotbalken kan worden voorzien, waardoor het gebruik van de molen nog enigszins mogelijk is. Het gebied was oorspronkelijk bosrijk en schraal. Door intensieve bemesting kwam daar later verandering in.

Vanouds was de molen leengoed van het Stift van Thorn. Op 4 september 1474 verleenden de abdis Gertrudis van Sombref en het kapittel toestemming om een volmolen op te richten, die het lakenambacht in erfpacht kreeg. De volmolen, waarmee geweven laken werd verdicht en verstevigd, lag in het broek of Molenbroekroth op de huidige Aabeek, en in een later stadium niet ver van de Broekmolen. Beide molens hadden dezelfde pachter.
In het begin van de 18e eeuw werd de volmolen, die in 1699 afbrandde en werd herbouwd, afgebroken. Bij graafwerkzaamheden in 1869 werd nog een stuk van de houten molenas aangetroffen.

In de jaren tachtig van de 18e eeuw waren de toenmalige windmolen en de Broekmolen gezamenlijk eigendom van Henricus Veitmans en Paulus Engels, landdeken van Maaseik en pastoor van Grathem. In 1787 kwam het tot een scheiding in de bezittingen, waarbij Veitmans en consorten aan pastoor Engels, onder zekere voorwaarden, de vrije keus lieten. Engels koos voor de watermolen, zodat de windmolen eigendom van Veitmans werd.
Later kwam de Broekmolen met huis in bezit van Marie van der Schoor, rentenier in Thorn. J.N. (Norbert) van der Schoor was aanvankelijk raadsheer van de vorstin-abdis en van 1807-1825 burgemeester van Thorn.
In 1845 verkocht Marie van der Schoor de molen met huis en aanhorigheden aan Jan Mathijs Donders, welgesteld landbouwer en grondeigenaar in Stramproy. Blijkbaar was de helft eigendom van Jan Smeets, want in 1845 verkocht Smeets zijn deel aan de weduwe Maria Digna Donders-Mertens. Maria Mertens was een zuster van de vrouw van Michiel Maes, hiervoor genoemd. Zij waren afkomstig van een bekende familie in Weert.
In 1868 liet de weduwe Donders-Mertens de Broekmolen, waarbij ook een boerenbedrijf werd uitgeoefend, vernieuwen en kreeg deze molen zijn latere gedaante. Als herinnering aan de verbouwing werden in de top van de zijgevel boven het waterrad en rond de muuropening van de molenas twee gedenkstenen geplaatst.

Bij successie in 1898 kwam de molen met aanhorigheden in bezit van de zoon van Donders, eveneens Jan Mathijs genaamd, grondeigenaar in Stramproy en van de dochters Elisabeth, gehuwd met Jan Mathijs Canoy te Baexem, Gertrudis en Maria, die ongehuwd in Stramproy samenwoonden. Bij boedelscheiding in 1900 werden de bezittingen van de familie Donders aan Maria en Gertrudis toegewezen en na hun overlijden in 1928 aan Jan Mathijs Donders, burgemeester van Stramproy, kleinzoon van de weduwe Donders-Mertens en aan Maria Elisabeth Donders, de weduwe van J.M. Canoy uit Baexem. In 1929 kwam de molen met huis, schuur, stal, erf, weiland en de overige bezittingen bij successie in bezit van de volgende erfgenamen:


  1. Maria Ida Canoy, in eerste huwelijk weduwe van J. Clercx, houthandelaar in Helmond en in tweede huwelijk van W.J.H. Prick, burgemeester van Gulpen;
  2. Maria Catharina Canoy, getrouwd met Jan Theodoor Roost in Baexem;
  3. Maria Helena Canoy in Baexem-Schoor;
  4. de kinderen Meuwissen te weten Lidy, Ita en René in Echt.


Na boedelscheiding in 1940 werd de molen met aanhorigheden eigendom van Maria Gertrudis Canoy, echtgenote van Johannes Adamus Renier Meuwissen, grondeigenaar in Echt. Zij overleden respectievelijk in 1944 en 1961. Eigenaren werden toen hun kinderen Lidy en Ita, beiden ongehuwd en wonende in Echt, alsmede René Mathieu, wonende te Eindhoven. Van de hiervoor genoemde eigenaren heeft niemand de molen bemalen, alleen verpacht.

De Broekmolen werd vanaf het begin van de 19e eeuw steeds 'water-graanmolen' genoemd en heeft waarschijnlijk nooit een andere functie gehad. Het houten onderslagrad heeft plaatijzeren schoepen die aan de binnenzijde zijn omgezet om de overslag van het snelstromende water zoveel mogelijk te beperken. De middellijn van de raderen veranderde doorgaans niet noemenswaardig en bedroeg gemiddeld 5,40 m. De oorspronkelijke breedte van 0,6 m. werd op het einde van de 19e eeuw op 0,8 m.gebracht.
Het gehele gangwerk bevindt zich onder de steenbedding. Het middelste en rechterkoppel stenen worden door een spoorwiel aangedreven, het linker koppel stenen via een tussenas. De koning is kort van bouw. De wieg, een grote schijfloop op de koning, is in verband met de beschikbare hoogte tegen de onderzijde van het spoorwiel gebouwd. De wieg wordt, zoals gebruikelijk aangedreven door het aswiel, het spoorwiel drijft de rondsels op de twee steenspillen aan. De horizontale tussenas ligt op de hartlijn van het aswiel en is aan de rechterzijde voorzien van een grote schijfloop, die op het aswiel draait. Aan de linkerzijde bevindt zich een kroonwiel, dat het rondsel van het linker koppel stenen aandrijft.

Zoals de meeste watermolens op dit beektype kon het waterrad slechts één koppel stenen tegelijk aandrijven, de overige werden dan uit het werk gezet. Bij het rechter en middelste koppel stenen gebeurde dit door enige staven uit de rondsels te nemen. Bij het linkerkoppel stenen kan de asondersteuning, die aan de rechterzijde met een pen in een keep vastzit, enigszins worden verplaatst, zodat het schijfloop vrij van het aswiel komt.

In 1950 werden waterrad en sluisgebint met maal- en de lossluizen vernieuwd. De molen maalde toen nog met één koppel stenen. In het midden van de jaren vijftig werd de molen stilgezet. Het woonhuis en de molen, samen onder één dak, werden verlaten en bleven onbeheerd. De afgelegen ligging was er de oorzaak van, dat de boerderijmolen in korte tijd in een ruïne veranderde en onbewoonbaar werd verklaard. Een camping, toentertijd op korte afstand van de molen aangelegd, zou hiertoe hebben bijgedragen.

De familie Meuwissen heeft steeds geprobeerd de molen van de hand te doen, ook aan de gemeente Stramproy, maar de aankoop en de restauratie van de standerdmolen St. Jan hadden de gemeente veel geld gekost. Ondanks belangstelling van diverse zijden werd een definitieve overdracht verhinderd omdat de molen op de monumentenlijst stond: een eventuele koper was verplicht het gebouw als molen te restaureren.

In 1971 durfde apotheker R.J.M. Vermeulen uit Mol (B.) het aan, de omvangrijke restauratie met overheidssteun en veel zelfwerkzaamheid ter hand te nemen. Het werk werd in de jaren 1976, 1977 en 1978 uitgevoerd.
Medewerking werd in belangrijke mate verleend door het gemeentebestuur van Stramproy, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en P.M.J. van Hooff en E. Boere, destijds respectievelijk vice-voorzitter en secretaris van de Molenstichting Limburg.
Het molenwerk werd uitgevoerd door de firma Adriaens uit Weert. In 1981 bouwde Vermeulen bij de molen een fraaie (maar dominerende) schuur, die oorspronkelijk deel uitmaakte van een kempische Abdijhoeve te Geel (B.) Met de bouw van deze schuur is oude boerderijmolen weer compleet. In dit gedeelte van Nederlands Limburg is de molen enig in zijn soort.

Draaien kon de molen vervolgens wel, maar malen nog niet: na 1978 draaide men loos (al liepen beide koppel stenen in dat geval, geheel uitgelicht, mee).

Vanaf september 2015 hebben vrijwilligers het dak voorzien van nieuwe stropoppen, de aandrijving van het rechterkoppel opgeknapt en de steenbus vervangen. Begin 2016 was de molen weer echt maalvaardig en ook voor bezichtiging geopend.
Helaas kwam enige jaren later hier toch weer een einde aan en is de situatie thans (halverwege 2022) niet duidelijk.


foto's

foto's