Molen De Bul (1e), Leiden

Leiden, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Bul (1e)
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
runmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
17251
oude dbnr.
V17251
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Leiden
plaatsaanduiding
op de Wal nabij de Morschpoort
gemeente
Leiden, Zuid-Holland
streek
Leiden
geo positie
X: 93046, Y: 464223
N: 52.16269, O: 4.48173

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De runmolen (rintmolen) de Bul te Leiden stond op het bolwerk benoorden de Morspoort (nu Rijksmuseum voor Volkenkunde) en werd door het schoenmakersgilde in 1616 gekocht van J.J. Verhaijck.

De molen verbrandde op 12 januari 1775, hierna volgde herbouw.

Bron: G.C. Helbers, 'De korenmolen ,,de Valk” en de andere Leidsche walmolens', Leidsch Jaarboekje 1926
-----

Bij de uitsnede van de tekening van (na) 1669 is duidelijk welke molen welke is: op het dak van De Bul staat een windvaan in de vorm van een stier, op het dak van De Juffer een windvaan in de vorm van een dame of engel. De twee molens staan zo dicht bij elkaar dat toen deze molen in de brand stond, hij ook de naastgelegen Juffer aangestoken heeft en ze tegelijkertijd verbrand zijn.

Marcus Zuerius Boxhorn tekent in 1632 op het bolwerk slechts 1 standerdmolen (dat zal dus deze molen geweest zijn). Joan Blaeu tekent in 1649 beide molens op het bolwerk als standerdmolens (zie onder). Beide bovenkruiers zouden dus standerdmolens als voorgangers gehad hebben. Dit is niet onwaarschijnlijk. In de tweede helft van de 17e eeuw zijn meerdere Leidsche standerdmolens (die voor het merendeel nog dateerden van voor het beleg van 1574) vervangen door bovenkruiers.

In 1611 werd Leiden naar het noorden uitgebreid (derde uitbreiding). Hierbij verdwenen de drie molens die aan de noordzijde van de oude stad stonden, waaronder de runmolen dbnr. 8856. Ze staan althans niet meer op de kaart van Marcus Zuerius Boxhorn uit 1632. Daar zijn wel vier nieuwe molens getekend op de vier nieuwe bolwerken van de uitbreiding. Dit zijn 3 korenmolens en deze runmolen De Bul (1). Zeer waarschijnlijk is dus runmolen dbnr. 8856 rond 1611 verplaatst naar deze positie. Dat zou dan de standerdmolen zijn op de kaarten van Marcus Zuerius Boxhorn en Blaeu.

Oprechte Haerlemsche courant, 23-10-1721

"Jan van Binnevest, Hendrik Verheik en Jan Peerenboom, Directeurs van de Runmolen te LEyden, maken bekend, dat sy van meeninge zijn te verkopen gemelde extra schoone welgeconditioneerde Runmolen, zijnde de gelegenste in geheel Holland, en op welcke de Runkopery meer als over de 100 Jaren met veel succes gedaen is: Dese Molen is voorsien met 2 groote beschoote Schuuren, nog een groot Woonhuys daer in verscheyde Kamers en Vertrecken, een fraeye Thuyn, met een Prieel daer in: Item nog 2 Huysen naest het bovengenoemde groot Woonhuys, om door Molenaers of te Knegts te konnen bewoond werden, en verders alles wat tot een complete Runmoolen is behoorende: iemand gadinge in dezelve hebbende, ofte nader onderrigtinge begeerende, adressere zig aen de voorsz. Directeurs, ofte aen Abraham van Rooyen Gildeknegt, woonende in het groot Huys."

's Hertogenbossche courant, 17-01-1775

Leyden den 12 January. In den voorl. Nagt omtrent ten 2 uuren openbaarde zig op Vest alhier tusschen de Rhynsburger en Morsch Poorten een felle Brand in de van Ouds genaamde Steene Runmoolen de Vlam is in het bovengedeelte eerst ontstaan, en was wel haast tot in den vang doorgedrongen, Waar door dat gantsche deel al brandende nedergestort, en verders al het Binnen werk tot de Grond verwoest is, zynde niets dan de steenen Romp blyven staan. In een houten Moutmoolen genaamt de Juffer maar eene kleine Distantie daar van afstaande, zogt men zig door te malen van de Communicatie der Vlammen te bevryden, dog alle aangewende moeite was vrugtcloos, zoo dat die tweede Molen ten eenenmaal in een puinhoop gelegd is. By geluk heeft de Wind by dit geval van de Stad afgewaaid, anderzins zou een gantsch Blok Huizen op de Zoogenaamde Binnen-Vest Gragt hebben kunnen vernield worden, zynde liet voor het overige genoegzaam onmooglyk geweest om ter behoudenisse van de voorn.

Molens met de Brantspuiten iets uit te regten. Eenige van de Tuinen aan de Overkant by de Cingel staande, zyn ook door de Vlam beschadigd, maar door een daar na toe gebragte Brandspuit van verdere Rampen beveiligd gebleeven.