- bouwjaar
- verdwenen
-
afgebroken en verplaatst
- verplaatst naar
- geschiedenis
-
In 1866 kreeg Jacob Hylkes Kootstra (1841-1884) uit Kooten toestemming om in Kootstertille een koren- en pel- of oliemolen te bouwen. Nog datzelfde jaar werd de bouw van een rog- en weitmolen door zijn moeder Lijsbeth Kootstra-Reitsma aanbesteed. Haar zoon kreeg zo de beschikking over een eigen molen, want zij exploiteerde zelf de door haar man gestichte korenmolen in Kooten (dbnr. 3254).
In 1867 werd deze derde molen aan het Kolonelsdiep gebouwd, hij stond aan de zuidkant van het kanaal tegenover de huidige fabriek van Biddle.
Jacob had het moeilijk in Kootstertille, want hij moest het opnemen tegen Van der Leest die daar een andere korenmolen exploiteerde. In 1875 zag hij zich genoodzaakt om zesduizend gulden te lenen en uiteindelijk werd de molen door een deurwaarder op afbraak verkocht (1882). Hierop ging Jacob naar Kooten terug, waar hij niet lang daarna overleed.
De molen heeft er dus niet zo lang gestaan, want in 1882 moest de molen al weer afgebroken worden. De reden hiervoor was dat het Kolonelsdiep verbreed moest worden. Een advertentie in de Leeuwarder Courant vermeldde het volgende:
De deurwaarder Oostingh te Buitenpost zal dingsdag den 21 maart 1882, ’s namiddags precies 1½ uur, ten huize van logementhouder De Jong te Buitenpost, publiek, op crediet, tegen soliede en bekende vóóraf goed te keuren borgstelling, op afbraak, verkoopen, voor de heeren Bekker en Van Seters en Co.: 3 bruggen, liggende over het vaarwater te Schuilenburg, Kootstertille en Blaauwverlaat. Een rog- en pelmolen te Kootstertille, in gebruik bij Jacob Kootstra. Voort eenige huizen en houtschuur te Kootstertille, van Jacob Kootstra, Louw P. Sikkema, Durk G. van der Meer, de erven Rinze Kramer, Hendrik P. Hoekstra en Folkert E. Dijkstra.
Daarnaast moesten er ook nog twee huizen bij Schuilenburg, drie huizen bij Rohel en een huis bij Blauwverlaat worden afgebroken.
Dat alles betekende echter niet het einde voor de molen, want de onderdelen werden gebruikt bij de opbouw van de afgebrande molen van Jouke Hedzers Looyenga (1852-1912) in Suameer. De onderbouw was gekocht door Jacob Jans Formsma (1851-1899) en die liet de molen van Kootstra daar bovenop zetten. De gecompleteerde molen kreeg de naam De Hoop en bestaat nu nog.
Bronnen:
- Over de grenzen (2), art. door DMB in De Utskoat nr. 90, juni 1998.
- Informatie van Simon Hoeksma, 7 dec. 2013.
- Informatie van Dick Bunskoeke, 8 dec. 2013.