Standplaats: Gelegen aan de Hoge Rijndijk en de Rijn tegenover de Doesbrug; ten Noordoosten de Rijn, ten Zuidenwesten de Rijndijk, ten Zuidenoosten het eigen schuitenhuis met de sloot gemeen met de advocaat Ameland, ten Noorden de gemene sloot en dan Willem Pietersz. Oudshoorn

In 1579 werd hier een molen gebouwd door Gangelof Symonsz Stm, timmerman/molenmaker. Dit blijkt uit een akte dd. 18 juli 1579, waarbij de uiterwaard aldaar aan hem in erfpacht werd uitgegeven door Ysbrant de Merode, Ambachtsheer van Soeterwude. In het erfpacht was ook het windrecht begrepen. Dit kostte toen ƒ 15 per molen per jaar. 

Op de kaart van Fl. Balthasar, B. Florisz. van Berckenrode, 1615 staat de molen ingetekend als een standerdmolen.

10-08-1598: Zoon Jan Gangelofsz Stam, ook molenaar, nam op 10 augustus 1598 over van zijn buurman Eewout Jansz, bakker, "het regt van de wint binnen den voorss. ambachte van Leiderdorp". Er was toen in Leiderdorp geen windmolen, en die is er ook nooit gekomen. Op deze manier betaalden zij wel voor het windrecht, maar konden zo concurrentie uitsluiten.

19-02-1656: Verkoop van een korenwind- en rosmolen met huis en erf, met alle huisraad en de paarden van de rosmolen.

Verkoper: Pieter Cornelisz. van der Kade, molenaar; Koper: Pieter Pietersz. van der Kade, zijn zoon; Koopsom: fl 3875,-*

* + fl. 125,- gereed geld N.B. Er staat nog een hypotheek op van de vorige overdracht, aankomend Joost Willemsz. Vermij en Claas Cornelisz. van Schellingerhout, voorts een erfpacht van fl. 15,- per jaar en voor 'de erkentenis tot de wint tot Zoeterwoude fl. 9,- en fl. 5,- voor de erkentenis van de wint tot Leyderdorp per jaar'

04-06-1698: Verkoop van een korenwindmolen met huizinge daaronder, met huis en grutterij, groot 96 roeden

Verkoper: De erfgenamen van Leendert Centensz. van Palesteijn; Koper: Johannes de Blom, voorheen molenaar te Zoetermeer; Koopsom: fl. 13.250,-
N.B. Met recognitie van fl. 15,- aan de stad Leiden ten respecte van de uiterdijk en recognities voor de wind aan Z.W. en Leiderdorp

De molen werd tot 1746 ingetekend als een standerdmolen.