Molen Dickninger standerdmolen, Rogat

Rogat, Drenthe
v

korte karakteristiek

naam
Dickninger standerdmolen
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12300
oude dbnr.
V5535
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Rogat
plaatsaanduiding
Waterloo, ten Oosten van de Havickxhorstermeule
gemeente
Meppel, Drenthe
plaats(en) voorheen
De Wijk
kadastrale aanduiding 1811-1832
De Wijk G (1) 128 Adolf Koert Luik, molenaar
geo positie
X: 215001, Y: 522347
N: 52.68524, O: 6.27455

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1673 verbrand, 1675 herbouwd 1848 vervangen
geschiedenis
Al voor 1572 werd de molen overgebracht naar Waterloo, dat is de plaats waar momenteel het fabriekscomplex van Hendrix-UTD staat, op oude kaarten aangeduid als Echtinger Grift, ook wel de Wetering genoemd (nu Hoogeveensevaart). Aan de Wetering stond toen al een molen; De Dickninger molen werd oostelijk hiervan geplaatst. Waarschijnlijk werd de molen door het klooster verhuurd, want uit een contract uit 1602 blijkt dat Euphemia van Langen, 'Vrouwe met die samtliche jufferen ter Dickninge', de molen voor zes jaar verpacht aan Otto Jans met sijne huisvrouwe Wichmoet, ingaande Pinksteren 1603. Aan deze pacht waren echter wel voorwaarden verbonden, want de mulder moest het koren van het klooster gratis malen, ook moest hij vijftig goudguldens betalen aan zijn voorganger 'voor de steen', en bij reparaties 'holt, ijzerwerk ende timmerlieden bestellen, dewelke Otto kost en drank zal verschaffen na older gewoonte'.
Niet lang daarna gingen de kloostergoederen naar het Landschapsbestuur. Ook dit verpachtte de molen voor telkens zes jaren, eerst aan Jan Derx en Wijcher Wessels en in 1648 aan jonker Johan van Echten.

In 1673, in de Munsterse oorlog, werd de molen door de bisschoppelijke soldaten in brand gestoken en de mulderswoning werd geruïneerd. Toen de vrede getekend was werd de molen op bevel van het Landschap weer opgebouwd. De herbouw werd aangenomen door de timmerlieden Willem Harms en Roelof Mouwen. Op 1 september 1675 werd het werk opgeleverd. De kosten bedroegen 1600 guldens, dit was echter exclusief de beide molenstenen, een post van 502 guldens en 10 stuivers. De stenen werden gekocht in Amsterdam bij Christiaan Pietersen Steenkoper. De vrachtkosten voor het vervoer per schip van Amsterdam naar Dinxstede (Meppel) kwamen op 12 guldens en 10 stuivers en voor de vracht van Dinxstede tot de Dickninger molen werd nogmaals een dergelijk bedrag gerekend. Eigenlijk moest het zware eikenhout dat op Dickninge gekapt was voor de wederopbouw ook nog gerekend worden. Jan Wijchers, de molenaar, had de kosten voor de wederopbouw van molen en huis voor een groot deel voorgeschoten; hij hoefde dan een jaar geen huur te betalen. Er ontstonden echter problemen rond de afwikkeling van de kosten.
In 1681 werd door het Landschapsbestuur 2000 guldens betaalbaar gesteld en pas in 1685 ontving timmerman Willem Harms uit naam van de weduwe Wijchers, de rente van de voorgeschoten bouwkosten, groot 55 guldens. Jan Wijchers was in 1683 overleden.
Hindrick, de zwager van de weduwe Wijchers, kwam op aandringen van de Drost en Gedeputeerden bij haar inwonen, zodat de molen weer in werking gesteld kon worden.


Pachters en koper
In de daaropvolgende jaren zijn er heel wat pachters geweest o.a. Jan Geerts, Jans Geerts en Jan Hendriks. In 1700 moest er een nieuwe molensteen gekocht worden, deze kostte toen 89 guldens en 10 stuivers, dat was nogal een prijsverschil met vijfentwintig jaar geleden.
In 1750 werd de molen in het openbaar verkocht. Het Landschapsbestuur had in die tijd geld nodig en maakte op de één of andere manier Dickninger goederen te gelde. Koper was Peter Harms Hebeler uit Eext; hij betaalde er 6000 guldens voor, met inbegrip van de goodwill.

Ramp door zware windhoos
In 1795 werd Adolf Coert Luik (ook Lucie) eigenaar. Deze werd op 8 augustus 1807 getroffen door een zware ramp. Door een windhoos werd de molen zeer zwaar beschadigd. Ook het dorp De Wijk werd niet gespaard, enkele woningen werden bijna met de grond gelijk gemaakt. Om de schade aan de molen en de woningen enigszins te vergoeden en hen in staat te stellen tot de wederopbouw, werd in september met toestemming van de Heer Landdrost in het gehele departement Drenthe een collecte gehouden. De heer G.W. Baron de Vos van Steenwijk van de Havixhorst werd belast met de besteding van de gelden.

ontleend aan 't Olde Karspel, mw J. Roze

aanvullingen

trivia
Op de kadasterkaart 1811-1832 staat een achtkant grondplan aangegeven.

Oprechte Haarlemsche courant, 15 augustus 1807

De Wijk, den 8 augustus.
Des namiddags tusschen 4 en 5 uren, verzamelde zich een Donderbui in 't Noorden en Noordwesten, dezelve liep eerst Zuidwaards, en verdeelde zich vervolgens in twee deelen, de eene welke Noordwaards liep was van een Hoos verzeld. vertoonde zich als met rook en damp omgeven, en deed de gedagten geboren worden als of er brand ontstaan was; met een ontzagchelijke Wind gepaard heeft de bui op Staphorst veele Huizen geteisterd, doch op het Oostelijkste gedeelte van dat Dorp het meest gewoed, de Koorn-Molen aldaar is zeer gehavend, hebbende deszelfs Asch en Roeden verloren, het Woonhuis van den Molenaar omverre geworpen.