Molen Het Raephout, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Het Raephout
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12081
oude dbnr.
V2337
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 12081 Het Raephout (Dordrecht)
Links molen Het Raephout, rechts molen De Hoogmoed

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
Vest, halverwege (nu) Johan de Wittstraat en Bagijnhof
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 105457, Y: 425014
N: 51.81155, O: 4.66877

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verwoest
geschiedenis
Onderstaande gegevens zijn grotendeels ontleend aan 'Draaiende Wieken, stappende paarden. Molens op het Eiland van Dordrecht', C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.

Deze oude standerdkorenmolen bestond al in 1545. Anthonis van den Wijngaerde tekende de molen op zijn panorama van Dordrecht die hij in dat jaar maakte. Noordoostelijk van deze molen stond de korenmolen De Hoogmoet. Beiden stonden op de Vest, De Hoogmoet tegenover het Bagijnhof, Het Raephout meer naar het zuidwesten. Ook Jacob van Deventer tekende rond 1560 beide molens op zijn kaarten van Dordrecht.

De vroegste schriftelijke vermelding is uit 1553. In dat jaar verkocht Aeltgen Cornelisdr., weduwe van Claes Mathijsz., de helft van een ‘wintmolen staende achter aende Stede Veste genaempt Raephout’ aan Pouwels Pietersz.

In het kohier van de 10e penning in 1558 werd Lenert (Leendert) de molenaar alias de ‘cleyne’ vermeld als eigenaar van de molen. De eigenaar van de nabij gelegen rosmolen en huis was Leendert de molenaar, ‘de grote’ (z’n vader).

Tussen 1587 en 1595 was de molenaar Cornelis Gillisz. de eigenaar van een helft van Het Raephout. Deze was een geldbedrag schuldig aan zijn dochter ‘Fransgen Cornelisdr. met één hant’ en stelde de molen daarvoor als zekerheid.

Pieter Aertsz. van Duren (ook: Deuren, mogelijk eerder eigenaar van De Hoogmoed), werd vanaf 1610 vele jaren vermeld in de klepboeken van Dordrecht als eigenaar van de molen en de rosmolen. In klepboeken werden de met geklepper bekend gemaakte besluiten vermeld. Bijna jaarlijks werd bekend gemaakt dat Pieter een achterstand had van betaling en dat iedereen die iets te vorderen had op deze moleneigenaar dat op moest geven en dan dreigde openbare verkoop van deze molen en zijn rosmolen.

Cornelis Sandersz. (Keyser) en Isaack Abrahamsz., ook wel vermeld als Bastiaensz., hadden het als moleneigenaren van Het Raephout tussen 1649 en 1651 nogal eens aan de stok met de pachters van de impost en werden dan in ‘boete beslagen’.

Christina Pietersdr., weduwe van Sander Cornelisz. Keyser, verkocht in 1654 de helft van de korenmolen Het Raephout, rosmolen en huis aan Leendert Jacobsz. De andere helft behoorde aan haar zoon Cornelis Sandersz. Keyser. Een aantal jaren later werd Christina, ook wel Stijntje genoemd, weer als eigenaar van de helft van de molen vermeld. Mogelijk ging de verkoop aan Leendert toch niet door of heeft hij deze molenhelft weer aan haar terug verkocht. Zij verkocht daarna haar molenhelft in 1667 aan Jacobus Benjaminsz. Swol.

Vier jaar later lieten hij en Stijntje bij notaris Melanen vastleggen dat Stijntje de helft van de ‘standaert corenmolen, rosmolen, stalling, loods, paert, wagen, steenen, seylen, billen en verdere gereetschappen alsmede het huysken tusschen de stalling ende rosmolen’ weer van Swol zou terugkopen.

De erfgenamen van Stijntje (zoons Cornelis en Aert, dochter Geertruyt en schoonzoon Otto de Bruyn), lieten in augustus 1671 haar helft van Het Raephout en alles wat erbij hoorde openbaar verkopen. Otto werd de nieuwe eigenaar, maar verkocht zijn molenhelft een maand later aan Willem Willemsz. Diepenbeeck met een winst van ƒ 400. Echter begin 1672 werd nog een korte staat opgemaakt van de roerende en onroerende goederen van Stijntje. Hierin werd ook melding gemaakt van de verkoop aan Diepenbeeck, maar door de 4 erfgenamen werd uiteindelijk onderling besloten toch alles zelf in eigendom te houden. Otto en Geertruyt bleven dus eigenaren van de ene molenhelft, terwijl Cornelis eigenaar was van de andere helft. Aert werd uitgekocht.

Cornelis Sandersz Keyser legde samen met twee andere korenmolenaars in 1675 op verzoek van de korenmolenaars uit ’s-Gravenhage een verklaring af over het maalloon. Heel lang al kregen zij van iedere zak tarwe of rogge twaalf stuivers. Een paar jaar later volgde een soortgelijke verklaring op verzoek van de overlieden van het molenaarsgilde van Amsterdam. Zij lieten de Amsterdammers weten dat er in die tijd tien korenmolens waren. Cornelis verklaarde dat er volgens hem in vijftig jaar geen nieuwe koren- of moutmolens meer zijn gebouwd, al waren er wel aanvragen voor, maar die werden afgeslagen. Tevens wilden de Amsterdammers weten hoeveel maalloon de Dordtenaren voor een zak rogge ontvingen. De Dordtse korenmolenaars ontvingen daarvoor ƒ 18 en f 16 stuivers de last (32 zakken).

Jan Jacobsz. Barnevelt was in 1683 naast Cornelis Sandersz. Keyser eigenaar van Het Raephout.

Een jaar later was Keyser overleden en rond 1688 overleed ook Otto de Bruyn. Geertruyt Sanders, de weduwe van Otto verkocht de helft van de molen en de rosmolen, die nog steeds deel uitmaakte van het molencomplex en bij weinig wind het malen overnam met paarden, voor ƒ 2.300. Verschillende keren sloot Barnevelt leningen af onder andere bij Aert Jansz. Cop en stelde daarbij de molen als onderpand.

Ook Aeltgen Willems van Sijpesteijn, weduwe van Cornelis Sandersz. Keyser, was in 1690 Cop geld schuldig en stelde haar molenhelft als zekerheid.

In 1690 was Cop voor de helft eigenaar van Het Raephout en verhuurde die helft voor tien jaar via Sander Cornelisz. Keyser aan Cornelis Jacobsz. Barnevelt die de huurder werd voor ƒ 180 per jaar.

Later dat jaar verkocht Jan Jacobsz. Barnevelt zijn molenhelft aan Cop (het lijkt er op dat hier een foutje is gemaakt, waarschijnlijk verkocht aan Sander Cornelisz. Keyser, of er ontbreekt een koopakte. Red.).

Op 8 december 1703 teisterde een zware zuidwesterstorm ons land. Tot in Zwolle en Enschede ontstond stormschade. Vele molens, huizen en schuren waaiden om, bomen werden ontworteld en schepen sloegen tegen de kust. Ook in Dordrecht waaiden molens om, waaronder Het Raephout die geheel vernield werd. In januari 1704 kwamen alle Dordtse korenmoleneigenaren bijeen en kochten de omgewaaide molen van de laatste eigenaren. Net als bij de omgewaaide korenmolen De Koe werd bepaald dat deze eigenaren geen nieuwe korenmolen meer mochten bouwen. Aert Jansz. Cop en Sander Cornelisz. Keyser ontvingen elk ƒ 2.800 van de gezamenlijke korenmolenaars. Het Raephout werd nog meer dan zeventig jaar vermeld als plaatsbepaling.

Eigenaren (de lijst lijkt vooral aan het einde wat ongerijmdheden te bevatten):
<1553 Aeltgen Cornelisdr. wed. Claes Mathijsz.
1553 Aeltgen Cornelisdr. wed. Claes Mathijsz. ½, Pouwels Pietersz. ½
1558 Lenert (Leendert) de molenaar alias de kleine
1587-1595 Cornelis Gillisz. ½
1610-1621 Pieter Aertsz. van Duren (Deuren)
1649-1690 Cornelis Sandersz. (Keyser) ½
1649-1651 Isaack Abrahamsz. (ook Bastiaensz.) ½,
<1654 Christina (Stijntje) Pietersdr. (van Duren) wed. Sander Cornelisz. Keyser ½
1654 Leendert Jacobsz. (van Dijck) ½
1657-1667 Christina van Duren ½
1667-1671 Jacobus Benjaminsz. Swol ½
1671 Christina van Duren ½
1671 erfgenamen Christina van Duren ½
1672-1681 Geertruyt Sandersdr. Keyser en Otto de Bruyn ½
1683-1690 of 1692 Jan Jacobsz. Barnevelt ½
1688 Geertruijt Sandersdr. Keyser wed. Otto de Bruyn ½
1690 Aeltgen Willemsdr. van Sijpesteijn wed. Cornelis Sandersz. Keyser ½
1690 Aert Jansz. Cop ½
Aert Jansz. Cop verhuurt deze ½ aan Cornelis Jacobsz. Barnevelt voor 10 jaar
1692-1704 Aert Jansz. Cop ½, Sander Cornelisz. Keyser ½



aanvullingen

trivia
3e afb.:Dordrecht in vogelvlucht ca. 1545. De molen rechts aan de oostkant van de (latere) Sluisweg is gezien de positie en het jaartal De Buyserinne. Ook mooi te zien dat het Slikveld onbebouwd is. Na de brand van 1528 die het hele gebied ('voorstedeken') buiten de Vuilpoort in de as legde (Matthijs Balen blz. 61), verordonneerde het stadsbestuur dat het Slikveld onbebouwd bleef.