Molen De Worsteling Jacobs / De Zaaijer, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Worsteling Jacobs / De Zaaijer
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Ten Bruggencate-nr.
06673 e
oude dbnr.
V4045
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Ten westen van de Gouw, iets ten noorden van de Hanepadsloot
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
zeskante bovenkruier
inrichting
als balkenzager
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
verplaatst naar
geschiedenis
Over de zeskante bovenkruier zaagmolen Worsteling Jacobs, die even ten noorden van de Hanenpadsloot op de westoever van de Gouw werd gebouwd, bestaat de nodige verwarring. Dat heeft alles te maken met de naamswijziging die de molen op 23 december 1730 onderging. Hij werd toen herdoopt in De Zaaier. De molen viel onder de categorie grenen balkenzagers. Hij werd later trouwens ook als ‘dommekracht’ omschreven wat er op duidt, dat er toen ook zware eiken balken gezaagd konden worden.

De Worsteling Jacobs werd in 1716 gebouwd in opdracht van Jacob Dirksz Heijn die op 16 december van dat jaar de windbrief kreeg. Heijn was ook eigenaar van de paltrok De Zaaier, die buitendijks op het Westerkattegat zijn wieken zwaaide. Deze molen stond vlakbij De Blauwe Boer of Langert op de westoever van het latere Vooreiland.

Op 23 december 1730 werden in het register van de windpachten van de Banne Oostzaan enkele mutaties genoteerd met betrekking tot beide molens. De Zaaier op het Westerkattegat bleek verkocht aan Jan Jansz Drijver. Deze naam werd overigens verkeerd genoteerd en moest Duyves zijn. Hij liet de naam van de molen veranderen in De Witte Duif. De oude eigenaar Jacob Heijn was kennelijk zeer gehecht aan de naam De Zaaier, want dezelfde dag noteerde de schrijver van de Banne onder De Worsteling Jacobs: “Door ordre van Jacob Dirksz Heijn naam verandert in De Zaaier.” Heijn moest daarvoor een leges van vier gulden betalen. Hetzelfde bedrag moest ook Duyvis op tafel leggen. Dezelfde dag telde Heijn ook ƒ 10 neer voor de jaarlijkse windpacht .

Al in 1721 was De Worsteling Jacobs door Heijn in een verzekeringscontract ondergebracht. De molen bleek toen voor ƒ 3000 verzekerd. In 1735 was Heijn geen eigenaar meer. Hij had de molen verkocht aan Gerrit Ariansz Koome, die daarvoor zijn paltrok De Grauwe Veldmuis in Westzaandam van de hand had gedaan. De Zaaier of Worsteling Jacobs, zoals hij nog lang werd genoemd in de stukken, was inmiddels wel in waarde gedaald, want Koome kon de molen nog maar voor ƒ 2000 verzekeren. Vijftien jaar later beëindigde hij de overeenkomst met het brandcontract. Het was inmiddels 1750 en de crisis in de houtzagerij-en handel was op zijn hoogtepunt.

Met De Worsteling Jacobs werd door Koomen de zogenaamde loonzagerij bedreven. Dat blijkt uit de staat van inventaris, die op 18 februari 1749 van de boedel van Willem Bouman werd opgemaakt. Bouman was houthandelaar en had ‘houtwaren tot de molen De Zaaier van Gerrit Koomen’ liggen . Koomen had dus voorraden van anderen in zijn sloten en schuren en zaagde deze in opdracht.

Lang zou het overigens niet meer duren. Op 26 oktober 1755 werd al gemeld: “de Worsteling Jacobs, in de wandeling de Saijer genoemt, onlangs geamoveerd.” En eind 1754 legde burgemeester Dirk Dekker van Oostzaandam op verzoek van Gerrit Koomen een verklaring over de verkoop tot afbraak van een ‘seskante houtsaegersmoole, sijnde een dommekragt, genaemt De Saijer.’
De molen werd dus in 1755 gesloopt. Dat werd nog eens bekrachtigd door een aantekening in het register van de windpacht, waarin kort maar krachtig stond: “Voor 1756 afgebroken.” Over dat jaar behoefde dus geen belasting meer betaald te worden voor het gebruik van de wind.

Verplaatsing van de molen
Bovendien ontstonden er problemen over de gesloopte molen. Op 3 juni 1755 meldde Gerrit Koome voor de schepenrechtbank van de Banne Westzaan dat hij op 29 mei door schout Pieter Leur 'heeft doen arresteeren onder handen en directie van Jan de Vries, mr. molenmaker tot Westzaandam alle sodanige hout- als andere ware off goederen toegehorende eenen Stenvers, Lindenhoff & Ekmans woonende tot Swol.' Waarom Koome beslag liet leggen blijkt niet uit het stuk, maar ongetwijfeld waren er problemen over de betaling.
Een maand later - op 3 juli - bleek dat Dirk Dekker namens de firma Stenvers, Lindenhoff Ekmans & Rietberg uit Zwolle "de molen De Saijer gekogt en betaalt had met deselfs schuur en gereetschappen". Men had de Zaandamse advocaat Abraham van Broek als verdediger aangesteld. Van Broek meldde dat molenmaker De Vries ook nieuwe onderdelen voor de molen had gemaakt 'tot het weder oprigten van de molen.' Ongetwijfeld moest dat in of bij Zwolle gebeuren, omdat het bedrijf daar was gevestigd.
Uiteraard eiste Van Broek opheffing van het beslag en veroordeling van Koomen in de kosten van het proces, omdat Dirk Dekker en Hendrik Duijn zich al op 12 juni als borgen hadden gesteld voor de aankoopsom, waarvan de hoogte overigens ook niet bekend werd gemaakt. Dat was gebeurd ten huize van Jakob Dorgeest in Westzaandam. Dorgeest was toen eigenaar van de bekende herberg De Otter op de Dam. Van Broek stelde dat de borgen zekerheid gaven over het betalen van de koopsom, zodat er geen reden tot beslaglegging was (GAZ. ORA Westzaan NL-ZdGAZ_OA-0008_1528_0194. en 195.jpg).

Op de bedrijfsnaam zijn geen gegevens gevonden in het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle, maar wel zijn er indicaties over de nauwe betrekkingen tussen de diverse families die in de bedrijfsnaam worden genoemd. Zo trouwde Lubbertus Rietberg (1737-1809) in 1755 met Anna Sophia Stenvers (1736-1769) (Hist. Centrum Overijssel, 1447.2 - 1.2.2.2.1 Familie-archief van Dedem). Dat er in hout gehandeld werd bleek in 1779 toen in de Amsterdamsche Courant een advertentie werd geplaatst: 'Tusschen 17 en 18 mei is opde hoogte van Marken en Urk van agter een schip afgedreven drie greene Hamburger balken lang 65 à 66 voet. Die van dezelven aanwijzing weet te doen addresseeren zigt te Comptoire van de Heeren Stenvers & Comp. te Zwol.'
En in 1792 gaf Stenvers & Comp. de stad Zwolle een offerte voor houtleveranties (Hist. Centrum Overijssel, 0700-1237 archief Stadsbestuur Zwolle).

In het eerste kadaster van Zwolle, dat net als in de rest van het land in 1832 effectief werd, komt een zaagmolen De Zaaijer voor. Deze stond aan het Zwarte Water aan de Zwartewaterdijk, dus dit moet de locatie zijn geweest waar Stenvers & Comp. de Zaandamse Zaaier in 1755 wilden laten herbouwen. Er is van de molen van Gerrit Koomen geen spoor te vinden in Zwolle en omgeving. De naam van de Zwolse molen doet natuurlijk sterk aan de Zaandamse Zaaier denken. Waarschijnlijk is de Zaanse bovenkruier toch naar Zwolle verhuisd nadat het conflict voor de schepenrechtbank was opgelost. Zekerheid over de veronderstelling is er echter niet.

Bron o.a.: “Duizend Zaanse molens”, P. Boorsma 1968 blz. 121-122.
Tekst: Ron Couwenhoven, 2 jan. 2015 & 21 feb. 2019.