Molen Het Jagt (3e)/ 't Hoornsche Jagt, Amsterdam

Amsterdam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Het Jagt (3e)/ 't Hoornsche Jagt
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06493 m
oude dbnr.
V6060
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Amsterdam
plaatsaanduiding
Aan de Overtoom, noordzijde
gemeente
Amsterdam, Noord-Holland
streek
Amsterdam
kadastrale aanduiding 1811-1832
Amsterdam C (5) 1116 Jean van Cabau Brand, lid van de regtbank
geo positie
X: 119882, Y: 486130
N: 52.36194, O: 4.87165

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
In 1661 waren aan de noordzijde van de Overtoom … zes korenmolens opgericht.: … Aanvankelijk waren het standerdmolens, maar in de achtiende eeuw werden deze door bovenkruiers vervangen
Bron: M.v.A. I.
-----

Deze korenmolen stond oorspronkelijk aan de noordzijde van de Heiligeweg. Op 6 juni 1597 droeg de molenaar Jan Cornelisz. een hele korenmolen aan de Heiligeweg over aan Pieter Gerritsz., Jacob Gerritsz. en Cornelis Dircksz., ieder voor een derde deel. Uit de jaren 1601-1624 zijn nog diverse overdrachten bekend.

Het windrecht voor De Hoornse Jacht werd op 13 oktober 1636 verleend aan Marten Claasz. en Willem Melisz. Melisz.' helft van de molen, die nagelaten was door Aeltje Aris, weduwe van Thomas Jansz., ging op 20 maart 1647 bij executie-kwijtschelding voor ƒ 3205 naar Abraham van Eyndhoven.

Uit latere jaren zijn weer diverse overdrachten bekend.

De molen werd in 1661 verplaatst naar het Weeshuisland aan de Overtoom bij het Pesthuis.

Jan Schabaille verkocht op 13 januari 1662 zijn helft van 't Hoornse Jacht bij willig decreet voor ƒ 4400,= aan de uit Ruinen afkomstige molenaar Willem Albertsz. van Schouwenburgh. Die droeg deze helft op 4 december van hetzelfde jaar voor ƒ 4200 over aan de koopman Gerrit van Enst, samen met de helft van de oude molen Het Jagt, die nog stond aan dezer stede nieuw gemaakte vesten omtrent de Heiligeweg om afgebroken te worden.

Uit de jaren 1667-1809 zijn diverse overdrachten bekend.

De korenmolenaar Hendrik van der Steen Roelofszoon verkocht zijn helft van 't Hoornse Jacht op 18 december 1812 voor ƒ 12.500 of 26250 francs aan de advocaat mr. Jan Brand van Cabauw op de Keizersgracht bij de Spiegelstraat en de makelaar Josua Toorenburgh in de Haarlemmer Houttuinen, ieder voor een vierde deel. Rijk Jansen de Ruiter, zonder beroep wonende te Utrecht, verkocht zijn helft van 't Hoornse Jacht op 18 december 1815 voor ƒ 5975 aan de bij de molen wonende molenaar Cornelis Schouten. Die woonde aan molen De Valk op de Schans tussen de Muiderpoort en de Weesperpoort, toen hij op 1 mei 1824 zijn helft van 't Hoornse Jacht voor ƒ 11.300 verkocht aan de op de Overtoomse molen werkende molenaar Pieter Fruijthoff Junior.

Mr. Jan Brand van Cabauw kreeg na het overlijden van zijn echtgenote Anna de Clercq hun gezamenlijke vierde part in 't Hoornse Jagt op 29 maart 1816 toegescheiden voor ƒ 2000. Op 25 juni van hetzelfde jaar verwierf hij bovendien van Josina Piers, weduwe van de op 25 april 1813 overleden Josua Toorenburgh, diens kwart voor ƒ 6000. Als lid van de Rechtbank van Eerste Aanleg verkocht hij op 3 augustus 1836 zijn helft van 't Hoornse Jacht voor ƒ 9000 aan Gerardus Fruijthoff, winkelier op de Leliegracht bij de Prinsengracht. In 1843 was Gerardus molenaar op 't Hoornse Jacht en produceerden drie volwassenen er met drie paar stenen 5900 zakken meel van 50 kg.

Pieter Fruijthoff junior stierf op 2 mei 1846. Erfgenamen waren zijn moeder Hendrika Tersteeg, die als weduwe van Pieter senior aan molen De Hoop op de Schans woonde tussen de Utrechtsepoort en de gewezene Weteringpoort, en zijn broer Gerardus. Zij lieten Pieters helft van 't Hoornse Jacht op 16 november 1846 veilen. Koper werd voor ƒ 7000 de tapper Frederik Winck, die woonde op het Nieuwe Tuinpad onder Nieuwer-Amstel.

In 1851 werd dezelfde helft op ƒ 4500 getaxeerd bij de boedelscheiding van Frederik Winck en Anna Sophia Pieternella Braunstahl. Winck hertrouwde met Catharina Dorothea Hermina Karsten en na haar dood met Lijntje Wortman. Hij stierf op 31 december 1859. Zijn weduwe verkocht als korenmolenaarster aan 't Hoornse Jacht, samen met Maria Elisabeth Wehrheim, exercerende broodbakkersaffaire op de hoek van de Leidsestraat en het Leidseplein, weduwe van de op 4 november 1859 overleden Gerardus Fruijthoff, de hele molen op 13 april 1863 op een veiling aan Caspar Hendrik Schneider, winkelier in behangselpapier in de Leidsestraat bij de Prinsengracht.

In 1863 werd 't Hoornsche Jacht afgebroken.

Bron: archief mr. J.H. van den Hoek Ostende (originele tekst uitgebreider en met bronvermeldingen). Met dank aan Theo Bakker, 10 maart 2010.