Molen De Roomolen (3e), Amsterdam

Amsterdam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Roomolen (3e)
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06490 m
oude dbnr.
V6949
Meest recente aanpassing
| Geschiedenis
media-bestand
Molen 06490 m De Roomolen (3e) (Amsterdam)
Fragment van onderstaande ets

locatie

plaats
Amsterdam
plaatsaanduiding
bolwerk Schinkel
gemeente
Amsterdam, Noord-Holland
streek
Amsterdam
geo positie
X: 120643, Y: 486196
N: 52.36258, O: 4.88281

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis

Na het verbranden van de standerdmolen in 1748 kregen de eigenaren 12 december van datzelfde jaar al vergunning tot herbouw, en aangenomen mag worden dat dat de stellingmolen werd die uit diverse afbeeldingen bekend is.

Jacobus van den Berg, afkomstig van De Valk (Tenbruggencatenummer 06490 v), werd in 1787 knecht op de Roomolen op bolwerk Schinkel. Daar werd hij in 1791 baas en eigenaar voor de helft als opvolger van Sybrand van den Berg.

Op 9 mei 1813 sloeg de bliksem in en brandde de nieuwe molen ook weer volledig af en ook nu weer kregen de eigenaren vergunning tot herbouw.

11-05-1813: Feuille politique du département du Zuiderzee = Staatkundig dagblad van het Departement der Zuiderzee

GISTER, omstreeks op den middag, berstte een verschrikkelijk onweder over deze stad uit ; ten een uur sloeg de bliksem in den koornmolen de Roo Molen, behoorende aan Hermanus Kesten en Egbertus van Oosterom, gelegen op den Schans bij de Leidsche poort. Het vuur nam zoodanig de overhand, dat, niettegenstaande den ijver van de bezoldigde garde te paard, welke digt bij den molen gekazerneerd zijn, en der spuitgasten, het geheel  gebouw in minder dan anderhalf uur vernield is geworden ; met uitzondering van eenige schuren en daken van bijgelegen huisjes , heeft zich het vuur niet verder uitgestrekt ,en , dank zij de werkzaamheid der politie en de goede directie der spuiten, heeft de brand geene verdere schade te weeg gebragt.

 In juni 1828 werd de helft van de Roomolen voor ƒ 9000,= door Egbert van Oostrum overgedragen aan Gerrit op der Heyde

In 1841 namen de plannen voor de bouw van een nieuw huis van arrest en justitie te Amsterdam vaste vorm aan, men meende de juiste plek gevonden te hebben bij het bolwerk Schinkel. Namens het gouvernement, vertegenwoordigd door de staadsraad gouverneur van Noord-Holland, voerde burgemeester P. Huidekoper de onderhandelingen met de eigenaren van de Roomolen.

Op 26 september 1844 kon hij melden dat de molenaars Arie Kersten en Jacobus op der Heyde hun vestiging bij de Leidsestraat van veel belang achtten, omdat zij langs die straat met hun karren gemakkelijk tot het midden der stad konden doordringen. De ouders van de molenaars waren reeds eigenaren van de Roomolen geweest, zij zelf waren er geboren en ze werkten er voorspoedig. Hun jaarlijkse winst uit de molen bedroeg in 1843 ƒ 3423,94 en uit de erbij staande huisjes ƒ 1000.--. In dat jaar waren vermalen: 553.850 Ned. ponden tarwe, 78.850 pond rogge en 8.150 pond koekrogge, voor totaal ƒ 6133,85.

De Roomolen van Kersten en Op der Heyde werd getaxeerd op ƒ 28000,- (max. veilingopbrengst ƒ 25000,-). In de 47 huisjes die bij de molen het Rode Dorp vormden en door de molenaars werden verhuurd, zouden zo'n 70 gezinnen hebben gewoond. De eigenaren vroegen voor de molen een vergoeding van ƒ 50.000.-; voor de huizen nog eens ƒ 22.500. Na een persoonlijk onderhoud met de burgemeester op 11 oktober 1844 werd een bedrag van ƒ 62.500,-- overeengekomen, plus de toezegging dat de molenaars voor dezelfde pachtprijs een nieuwe plek voor een molen zouden krijgen.

Gerugsteund door deze verklaring hebben Kersten en Op der Heyde alle mogelijke moeite gedaan hun maalwerktuig herbouwd te krijgen, eerst op het gordijn tussen de bolwerken Westerbeer en de Bocht, waartegen de molenaars van de Beer (Tenbruggencatenummer 06490 c) en de Vervanger (Tenbruggencatenummer 06490 b) bezwaar maakten, toen op het vroegere bolwerk Jaap Hannes, waartoe hun, ondanks de protesten van de eigenaressen van de Gooyer (Tenbruggencatenummer 00699), toestemming werd verleend, die zij wegens de afgelegenheid van het terrein niet gebruikten, en tenslotte op een terrein aan de Buitensingel bij de Pestsloot, genaamd Ipenwoud.

Bronnen:
- "Het einde van de korenmolens op de Amsterdamse bolwerken" door J.H. v.d. Hoek Ostende, artikel in Jaarboek Amstelodanum 1972.
- "Molenbranden in Amsterdam (III) -- De Kraai", artikel in "Amstelodanum" juli/augustus 1989. Met dank aan H. van der Kaay en Theo Bakker.

aanvullingen

trivia

Afbeeldingen in Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Mogelijk zijn enkele afbeeldingen van de in 1813 herbouwde molen.