Molen De Pauwin, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Pauwin
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen, verfmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04912 y
oude dbnr.
V1751
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04912 y De Pauwin (Zaandam-Oost)
Foto: verzameling F. Rol

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan weg en Zaan, tegenover de Schoolmeesterstraat.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam C (1) 763 Hijmen Vis & Zoonen, kooplieden
geo positie
X: 116577, Y: 495506
N: 52.44598, O: 4.82206

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
zeskante bovenkruier
inrichting
tot 1747 als balkenzager, daarna twee of drie koppel kantstenen met bijbehorende buulkisten
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De windbrief voor de molen werd op 20 augustus 1671 verleend aan Gerrit Jansz Maijn. Het jaartal 1641, dat dhr. T. Neuhaus in zijn boekje “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten” noemt, is een vergissing.
Op 20 augustus 1671 liet Gerrit Jansz. Maijn zijn nieuwe molen tegen brand verzekeren in een assurantiecontract.

Tien jaar later was de molen nog steeds zijn eigendom, want op 3 juni 1681 liet Gerrit Maijn de molen opnieuw tegen brand verzekeren. Veel meer gegevens over de vroege geschiedenis van De Pauwin zijn er niet voorhanden.

De Pauwin werd in 1747 door Pieter Somer vertimmerd tot verfmolen. Somer verklaarde op 13 februari 1748, “dat hij de moolen de Pauwin in 1747 heeft doen veranderen en appropieeren tot de verfmaalderije.”
In het midden van de achttiende eeuw ging het zeer slecht met de houtzagerij in de Zaanstreek. Doordat de Engelsen omstreeks 1740 zeer hoge invoerrechten gingen berekenen voor bewerkt hout, was het niet meer lonend om gezaagd hout naar Engeland te exporteren. Toen 12 jaar later ook nog eens een invoerverbod van gezaagd hout naar de Zuidelijke Nederlanden werd aangekondigd, betekende dit de doodsklap voor de wagenschotzagerij. De balkenzagerij wist zich naderhand te herstellen van deze klap. Binnen een tijdsbestek van 30 jaar verdwenen er meer dan 100 houtzaagmolens uit de Zaanstreek. Enkele molens werden kregen een nieuwe functie, waaronder De Pauwin.
Pieter Somer werkte tot zijn dood in augustus 1764 met De Pauwin. Het was Somer niet voor de wind gegaan want hij liet grote schulden achter. Kort na zijn dood verkochten zijn erfgenamen de molen aan Heyme Vis.
De firma Heyme Vis was een zeer oude Zaanse firma die verfstoffen bewerkte en verhandelde. De oorsprong van de firma lag in 1643, toen Adriaan van Someren een verfmolen aan de Kalverringdijk stichtte, de voorganger van de oliemolen De Kat. Van Someren was een der voorzaten van de familie Vis.
De eigenlijke firma Heyme Vis vond zijn oorsprong omstreeks 1680 toen de twee zwagers Adam Jansz. Duyn en Heyme Vis gezamenlijk een compagnieschap aangingen. Aanvankelijk dreven de beide zwagers alleen een handel in verfstoffen, echter in 1696 besloten zij tot de bouw van een nieuwe verfmolen, welke de naam De Duinjager kreeg. Ongeveer 25 jaar later werd er een tweede molen gebouwd, De Gekroonde Visscher.
Met De Duinjager werden hoofdzakelijk ruwe mineralen verwerkt tot poeder die hun weg vonden naar de huisschilder. De Gekroonde Visscher werd gebruikt voor het malen van plantaardige verfstoffen, deze werden gebruikt voor het kleuren van textiel.
De groeiende omzet van de firma Vis resulteerde in 1764 met de aankoop van De Pauwin, die zeer gunstig aan de Zaan was gelegen. De Pauwin zou net als De Duinjager gebruikt gaan worden als mineraalmolen.
Op 4 februari 1765 liet Heyme Vis De Pauwin verzekeren in het zgn. “Vorff- en snuyfcontract”. Deze collectieve brandverzekering werd op 3 januari 1739 opgericht bij de Zaandammer notaris P. Leur. Zoals de naam van dit contract doet vermoeden, werden er hoofdzakelijk verfmolens en snuifmolens in dit contract verzekerd.
De verzekerde waarde van De Pauwin werd op Fl.1500,- gesteld.
Na het verbranden van De Duinjager in 1781 werd de verzekerde som van De Pauwin opgetrokken naar Fl.2000,-, de uitgekeerde som om de Duinjager te herbouwen was schijnbaar wat aan de lage kant geweest.
Met drie verfmolens stapte de firma Heyme Vis de negentiende eeuw binnen. Het ging de firma Vis voor de wind, want in 1826 werd het molenbezit uitgebreid. De Pauwin, De Duinjager en De Gekroonde Visscher konden niet meer voldoen aan de toegenomen vraag naar gemalen verfhout en amaril. In 1826 kocht de firma Vis de Oostzaandammer pelmolen De Stijfselbak en liet deze verbouwen tot houtmolen.
In 1842 verbrandde de houtmolen De Gekroonde Visscher. Alleen een van de pakhuizen van de molen werd gespaard en bleef als zodanig dienst voor de firma Vis. Het vinden van een vervanger voor deze molen binnen de grenzen van Zaandam was niet een-twee-drie geregeld en men moest genoegen nemen met de Assendelver verfmolen Het Spinbol, ongunstig gelegen aan de Nauernase Vaart, iets ten zuiden van de grens met Krommenie.
Lang zou Het Spinbol niet voor de firma Vis blijven werken. Op 18 april 1855 raakte de molen in brand en werd hij volledig verwoest. Weer moest Heyme Vis op zoek gaan naar een vervanger. Deze werd gevonden aan de Zuiddijk in Oostzaandam, nl. de oliemolen Het Oosterkattegat. Deze werd in opdracht van Heyme Vis verbouwd tot verfmolen.
Brand is deze oude verffirma niet bespaard gebleven. Op 19 oktober 1869 ging de gewezen pelmolen De Stijfselbak in vlammen op. Dit betekende een ramp voor de firma, want De Stijfselbak was de laatste verfhoutmolen van de firma Vis. De productie van verfhout werd voorlopig even bij collega’s ondergebracht, waarna de firma Vis haar plannen voor de toekomst uiteen kon zetten.
Het bouwen van nieuwe industriemolens gebeurde in deze tijd niet meer en dus werd er al vlug besloten tot de bouw van een stoomfabriek.
Op 21 april 1870 werd de eerste steen gelegd voor de stoom-verfhoutmalerij De Vooruitgang. Voor de locatie van de nieuwe fabriek werd gekozen voor de Oostzijde van Zaandam, aan weg en Zaan, even ten noorden van De Pauwin. De Vooruitgang was de eerste stoom-verfhoutmalerij in de Zaanstreek, hij zou ook de enige blijven. Het interieur van de fabriek verschilde niet van de windmolens, er werd met kantstenen en platte stenen gewerkt.
Tegen het einde van de negentiende eeuw werden de plantaardige verfstoffen vervangen door chemische varianten. Binnen een zeer korte tijd behoorde het vermalen van het verfhout tot het verleden. De firma Vis ging zich toen alleen nog toeleggen op de andere tak van de verfindustrie, het vermalen van mineralen tot poeder. De Vooruitgang werd verbouwd van verfhoutmalerij tot pigmentmalerij. Daarbij kreeg de fabriek ook een installatie voor de verwerking van amaril.
Met de verandering van de productie in De Vooruitgang was het lot van de windmolens snel bezegeld. De eerste molen die moest verdwijnen was Het Oosterkattegat. Begin 1896 werd deze grote molen voor sloop verkocht.
De Pauwin werd omstreeks de eeuwwisseling stilgezet en ging dienst doen als opslag voor De Vooruitgang.
In 1903 verkocht de firma Vis De Pauwin aan de firma Kamphuys, die eigenaar was van de direct ten noorden van De Pauwin staande rijstpellerij De Phenix. In opdracht van Kamphuys werd het zeskant van De Pauwin gesloopt. De molenschuren hebben nog enkele jaren diens gedaan voor de opslag van goederen en zijn toen gesloopt voor uitbreiding van de fabrieken van Kamphuys.

Na de verkoop van De Pauwin bleef alleen nog De Duinjager op windkracht werken voor de firma Vis. In 1906 liet Heyme Vis een nieuwe fabriek aan de Zaan bouwen, welke de naam De Rembrandt kreeg. Deze fabriek werd gebruikt voor de productie van natte verven.
In 1909 werd De Duinjager als laatste windmolen van de firma Vis afgestoten. Hiermee kwam een einde aan meer dan tweehonderd jaar verfmalen op windkracht door de firma Vis.
Het malen van droge verfstoffen in De Vooruitgang duurde tot 1928. Toen werd de gehele fabriek verkocht aan de naastgelegen firma Kamphuys, de eigenaar van het grote pellerijcomplex De Phenix. De opstallen van de fabriek werden toen gesloopt, waarna Kamphuys verder kon uitbreiden.

In 1924 kreeg de firma Heyme Vis weer een zware klap te voorduren. In de nacht van 22 op 23 november brandde De Rembrandt geheel af. Na veel vieren en vijven werd besloten om de fabriek te herbouwen. In 1928 werd de productie van droge verfstoffen en amaril gestaakt. Veel pigmenten werden toen al via chemische methodes verkregen en het malen van aardverven raakte uit de mode.
In 1960 liep het verhaal af. De firma N.V. Heyme Vis & Zoonen werd in dat jaar geliquideerd. De fabrieksopstallen van De Rembrandt kwamen naderhand in bezit van Het Zaansch Veem. Een firma die allerlei goederen opsloeg. Omstreeks 1975 verlieten zij De Rembrandt, waarna de fabriek in 1979 werd gesloopt. Het erf van de fabriek werd later met huizen bebouwd.

Bronnen:
“Duizend Zaanse molens” P.Boorsma 1968 blz. 121
“Drie eeuwen verf” Mr. D.Vis 1943 blz. 70-71/ 78-127
“Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” 1987 T. Neuhaus blz. 31
“Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 676-739/ 740
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 112.

aanvullingen

trivia
Bij de foto's:
De onderste foto is genomen door de amateur fotograaf Hendrik Hondius, die ook eigenaar was van de pelmolen De Tol, de foto is genomen in augustus 1893.
De bovenste en de middelste foto zijn kort voor de eeuwwisseling gemaakt.
-----

Volgens het kadaster 1811-1832 heette de molen De Lauwrier.