Molen De Koekoek / De Haan, Koog aan de Zaan

Koog aan de Zaan, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Koekoek / De Haan
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen, papiermolen, korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04908 j
oude dbnr.
V1800
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04908 j De Koekoek / De Haan (Koog aan de Zaan)
Ansichtkaart nr. 144 (Uitg. K. Tanger)

locatie

plaats
Koog aan de Zaan
plaatsaanduiding
nu Vioolstraat en Krokusstraat
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Koog a/d Zaan B (1) 525 Adriaan Hens, fabrikeur
geo positie
X: 115670, Y: 496923
N: 52.45865, O: 4.80855

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Aanvankelijk enkelwerks oliemolen. Na 1668 grauwpapiermolen. In 1847 verbouwd tot meelmolen, vermoedelijk bezat de molen koppel maalstenen.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De Koekoek, zoals de molen aanvankelijk heette, werd als enkelwerks oliemolen gebouwd in het jaar 1627 en behoorde daarmee dus tot de oudere Zaanse molens. De windbrief van de molen werd op 9 augustus van dat jaar uitgereikt aan de Zaandammer Gerrit Theunisz. De molen werd als volgt beschreven, “Een cleyn olymolentgen, te stellen op 't zuydeynde van de Coogh in den banne van Westzanen, op zijn eygen landt gelegen aan den heerenwech.”
In 1635 verkocht Gerrit Theunisz. de molen aan Claas Pietersz. Koeck, vermoedelijk met de conditie dat hij de molen van het erf moest halen. Dit gebeurde en De Koekoek verhuisde naar de standplaats waar hij bijna driehonderd jaar zou staan.

Claas Pietersz. Koeck werkte tot zijn dood in 1664 met de molen. Op 2 februari van dat jaar lieten zijn erfgenamen de molen veilen in de Koger herberg De Waakzaamheid, die in die dagen De Prins heette. Een en ander werd als volgt in de notariële archieven beschreven: “Op huijden den 2e february 1664 Soo hebbe ick Johan van der Stengh…uytten naeme van Gerrit Hendricxe Stock, Claes Jan Jansse Muijser mitsgaerder aen soo danige andere persoonen als ten huijsen van Willem van Bergen te Saendijck present waren tot vercoopinge van seeckere Enckelde Oly moolen genaempt de Koeckoeck staende opt Suijt eijnde van de Coogh, in qualité als erffegenaemen van Zalr. Claes Pieterse Koeck, gedaen dese naer volgende insinuatie ende prostestatie voor soo veel als noodigh was tot bewaeringe van den insinuant sijn goet recht.
Alsoo hij insinuent soo aenstonts uijt het voorlesen vande conditie en voorwaerde waerop voornoemde erfgenamen de voorsz: Moole van meijninge seijt te veijlen ende te vercoopen, verstaen heeft, dat de selve moole soude hebben de vrijicheijt omme met sijn roede over het lant van Allert Jansse (nu hem insinuant toe behoorende) te mogen overslaen, alle twelcke soodanich volgens den inhout van des insinuants brieven van opdracht voor Schout en Schepenen van Wessanen gepasseert, niet is uijtgedruckt, maer hem insinuant voor vrij ende onbelast sonder met eenige particuliere servituten te sijn belast, is gequiteert en opgedragen. Derhalven soo wil hij insinuant voornoemde erfgenamen geinsinueerden…”.
Dit hield in dat de eigenaar van het land waarover de roeden van De Koekoek zwaaiden, hiervoor een vergoeding kon vragen of in zijn recht stond om het draaien te verbieden.

Wie de molen kocht wordt niet vermeld. Op 27 maart 1664 stond de molen op naam van Jasper Pietersz. uit Koog aan de Zaan. Hij had de molen voor ƒ 1475 gekocht, onder de conditie dat de wieken van de molen niet over het land van Gerrit Stock mochten gaan. Gerrit Stock had dit land dat het “Kooeckuijtsven” heette diezelfde dag gekocht.
Vier jaar later, op 26 april 1668, verkocht Jasper Pietersz. De Koekoek voor ƒ 1425 aan Gerrit Hendriksz. Stock.
Gerrit Stock liet De Koekoek in dat jaar verbouwen tot een grauwpapiermolen.
Erg lang zou Gerrit Stock niet met zijn nieuwe papiermolen blijven werken, hij stierf in 1672. Na zijn dood zette zijn weduwe, Impie Jans, de papiermakerij voort. Zij deed dit tot begin 1701.

Willem Buijs meldt in zijn boekje “De Windmolens aan de Zaanstreek” de volgende anekdote over De Koekoek. Mogelijk had dit verhaal betrekking op Impie Jans. “De vrouw van den papiermaker ging geregeld met het papier ter markt, dat haar man fabriceerde. Op een dezer reizen naar Amsterdam werd de veerschuit, waarmee zij overvoer, overzeild. De passagiers werden gered, en onze wakkere reizigster wist den buidel met geld, welke zij medebracht, behouden thuis te brengen.”>
Op 15 januari 1701 werd het volgende te koop aan geboden, “Een welgeconditioneerde agtkante grauw papiermoole c.a. genaemt de Koekoek, staende op ’t Sijtent van de Coog bij de Suijderwegh.”
Kopers van de molen waren Pieter Claesz. Mok c.s., zij betaalden slechts ƒ 850 voor De Koekoek. Pieter Mok was eigenlijk verfmaalder van beroep, hij oefende zijn bedrijf uit met de Koger verfmolen Het Gekroonde Zeepaard. Mogelijk probeerde hij zijn financiële belangen te spreiden. Mocht het in de verfhandel wat minder gaan, dan kon hij altijd terugvallen op de papierhandel.

Pieter Mok bracht in de jaren dat hij de molen bezat ongetwijfeld grote verbeteringen aan. Toen hij de molen op 6 februari 1721 verkocht, betaalde de Wormerveerder papiermaker Willem Doncker het grote bedrag van ƒ 4000 voor de molen. Willem Doncker richtte samen met drie compagnons een rederij op die de molen zou gaan exploiteren. Doncker werd tot directeur van deze rederij benoemd. Op zijn naam werd De Koekoek op 1 januari 1733 tegen brand verzekerd in het zgn. Papiermakerscontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen ƒ 2500.

Omstreeks 1745 deed Willem Doncker het directeurschap van de firma over aan zijn schoonzoon Cornelis Makkes. Deze verwierf in de daaropvolgende jaren een groot aantal aandelen van de molen, zodat deze geheel in zijn bezit kwam. In 1768 breidde Makkes zijn zaken uit met de aankoop van de Zaandijker witpapiermolen De Hoop. Kort hierna traden de beide zoons van Cornelis Makkes toe tot de firma van hun vader. Vader en zoons gingen werken onder de firmanaam Cornelis Makkes & Zoonen.
Onder het bewind van Makkes zal De Koekoek zeker zijn vergroot en verbeterd. Werd de molen in 1733 nog voor ƒ 2500 tegen brand verzekerd, in 1775 werd dit bedrag opgetrokken naar ƒ 3750 en in 1801 zelfs naar ƒ 6000.

Cornelis Makkes stierf kort na de eeuwwisseling. Zijn beide zoons zetten het bedrijf toen voort. In 1806 overleed de jongste zoon, Willem Makkes. Besloten werd om de firma Cornelis Makkes & Zoonen te liquideren. De Hoop werd overgenomen door Jacob Makkes, de oudste zoon van Cornelis Makkes. De Koekoek werd op 8 september 1807 geveild. Aangeboden werd toen “De capitale papiermolen de Koekkoek, staande te Koog.” De molen werd toen voor ƒ 2391:5:- gekocht door de oudste zoon van Jacob Makkes, Willem Jacobsz. Makkes.

Willem Makkes werkte tot zijn dood in 1827 met De Koekoek. Willem stierf kinderloos en De Koekoek kwam hierdoor in handen van zijn zwager Adriaan Hens. Deze zou tot zijn overlijden in 1844 met de molen blijven werken. Op 25 januari van dat jaar werd de molen voor ƒ 4450 overgedaan aan de Wormerveerder papiermakersfirma, de Erven Dirk Blauw. Zij kochten de molen om zich zo van een concurrent te ontdoen.

Op 12 maart 1847 verkochten zij de molen voor ƒ 2500 aan Frederik Kuyk, korenmolenaar van beroep. Aan deze verkoop was de volgende voorwaarde verbonden: “Dat de kooper voor zich zelven als voor zijne opvolgers in den eigendom uitdrukkelijk verbindt om den molen nooit ofte nimmer tot eenen papiermolen te zullen inrigten, bezigen of te doen bezigen.”
Op 27 april 1847 kreeg Kuyk toestemming om de molen te verbouwen tot meelmolen. In de maanden daarop volgde de verbouwing. De droogschuren en pakkamers van de molen werden gesloopt. Wat overbleef was het (lage) achtkant van de molen met daaromheen een ondervierkant voorzien van een plat dak. De molen bezat geen onderachtkant, de achtkantstijlen liepen door tot op de grond. Tegelijkertijd kreeg de molen een nieuwe naam, De Haan.

De Haan, die niet erg groot van stuk was, kreeg al vlug bijnamen als “de Kleine Haan”, “’t Haantje” of “de Krielhaan”. Dit misschien om onderscheid te maken met zijn grote naamgenoot in Zaandam-Oost, de meelmolen De Haan aan het Zuidervaldeurspad.
Op 8 november 1848 verkocht Frederik Kuyk de helft van de molen aan de Zaandammer bakker Hendrik Scheffer. Het ziet er naar uit dat beide heren een compagnonschap sloten. Lang zou dit echter niet duren. Op 5 februari 1849 werd de molen voor ƒ 7300 verkocht aan de molenaar van de Oostzaandammer meelmolen De Koker, Jan de Jager.

Op 8 mei 1869 stond de volgende advertentie in De Zaanlandsche Courant: “De Makelaar E. Bramer en N. van der Kolk presenteeren als lasthebbenden van hunne principalen, op Zaterdag den 22sten Mei 1869, des avonds ten 6 ure, in het Koffijhuis “de Waakzaamheid” te Koog aan de Zaan, ten overstaan van den Notaris Cornelis Hondius te verkoopen: Een kapitalen hechten, sterken, best onderhouden Wind-Korenmolen genaamd De Haan, met het daarnevens staand goed ingericht Huis, waarin twee woningen, met Erf en verdere aanhoorigheden, staande en gelegen te Koog aan de Zaan, bij het kadaster bekend in Sectie B, No. 893, groot 14 roeden.”
De molen werd voor ƒ 3985 gekocht door Jan Willem de Koning uit Abcoude- Baambrugge. Deze man werkte tot 1903 met De Haan. Op 27 oktober van dat jaar verkocht hij De Haan aan de Koger Jan Cornelisz. Muijs. Voor de molen, het molenaarshuis, gereedschappen en het erf betaalde Muijs ƒ 3000.

Aanvankelijk gebruikte Muijs de molen voor het vermalen van graan, maar later verwerkte hij ook doppen met De Haan. Na enkele jaren deed Muijs de molen over aan K. Leguit en zijn schoonzoon V. Wieringa. Meel werd er niet meer met De Haan gemalen, alleen nog doppen en zaagsel. De molen werd tegen het einde van zijn bestaan verhuurd aan diverse lieden. Zo werkte o.a. J. Schuddeboom, de later eigenaar van de oliemolen De Oude Zwan nog met de molen.

Het malen van zaagsel werd De Haan fataal. Op 15 februari 1921 raakte de molen in brand en werd hij volledig verwoest. Het fraaie molenaarshuis bleef echter behouden. In 1935 werd dit uiteindelijk gesloopt voor de aanleg van de bloemenbuurt in de Koog.

Over het molencomplex en de brand meldt Pieter Boorsma in zijn boek “Zaanse Windmolens” (1939) nog het volgende: “Op 15 februari 1921 geraakte hij in brand en nu bleek zijn rooden naamgenoot hem te machtig. Weldra stond de molen in lichter laaie, en slechts de zware en onbrandbare deelen van zijn karkas bleven over. Het molenaarshuis bleef gespaard en heeft nog omstreeks 14 jaren bestaan. Zooals reeds gezegd, van dat alles is niets meer terug te vinden. De Haan, met het eertijds goed onderhouden, lichtgroen geverfde huis, dat, met zijn halsgevel, waarop snijwerk ~ o.a. drie bloemvazen ~ prijkte en voorts omgeven door loof- en vruchtboomen, benevens moestuin, vormde een fraai geheel. Van den weg af gezien, was alles te samen, waarlijk een sieraad in het landschap, met welks verdwijnen de Koog een zijner mooiste plekjes verloren heeft.”

Bronnen:
- “Zaanlandsch jaarboek” G.J. Honig en S. Lootsma 1934 blz. 116-120
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 149
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 100-102
- “De Windmolens aan de Zaanstreek” W. Buijs Pzn. 1918 blz. 48
- “De Papiermolens in Noord Holland” H. Voorn 1960 blz. 316-320
F. Rol, Zaandijk.

aanvullingen

trivia
De kap van de molen was met hout bekleed.

Met het verdwijnen van De Haan en nog in hetzelfde jaar De Kleine Poort, restte er op de Koog nog slechts één windmolen, de nog bestaande oliemolen Het Pink.
-----

Hierbij stuur ik u twee foto’s van Jan Cornelisz Muijs (op de achterkant staat Jan Muijs Cz.). Hij was mijn overgrootvader, maar vanaf mijn grootvader werd de naam Muis.
Ik heb nog een aantal foto’s van de molen, maar ze lijken allemaal een beetje op elkaar.
Margreet van der Schee-Muis, 18 aug. 2019.