Molen Het Spinhuis / De Reiger, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Het Spinhuis / De Reiger
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03941 t
oude dbnr.
V2303
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens
media-bestand
Molen 03941 t Het Spinhuis / De Reiger (Dordrecht)
Uitsnede, tekening van A. van Wanum (1775)

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
op het eiland De Krabbe
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
kadastrale aanduiding 1811-1832
De Mijl A (1) 249 Vriesendorp en Kouwers
geo positie
X: 103545, Y: 423958
N: 51.80189, O: 4.64120
(coördinaten zijn bij benadering)

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting

Zaaginrichting, na 1690 dubbele oliemolen

plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
eigendomshistorie

Eigenaren: 
<1671 Aletta Aelders wed. Johan (Jan) Francken 
1671-1689 Rudolf Bremkens 
1687 Rudolph Bremkens verhuurt aan Jacob Jasperse voor 4 jaar 
1689 Erfgenamen Rudolf Bremkens 
1690-1693 Johan (Jan) Boon 
1693-1710 Apalonia van Drongelen wed. Johan Boon 
1710-1724 Fredrick Gront ½, Boudewijn de Haan ½ 
1721-1727 Jan Gardenier ½, Boudewijn de Haan ½ 
1731-1739 Bastiaan Gardenier ½, Agatha Gardenier wed. Boudewijn de Haan ½ 
1741-1748 Agatha Gardenier wed. Boudewijn de Haan 
1748-1766 Wouter Mikhout (Mickhault) 
1766-1785 Hermanus van Beest 
1785-1799 Jan de Heere 
1804-1815 Pieter de Heere 
1815 Johanna Diderika van Nievervaart wed. Pieter de Heere 
1815-1832 Cornelis Vriesendorp, Jacob Staats Vriesendorp als firma Vriesendorp & Kouwens 
1832 Adrianus Vos 
1859-1864 Adrianus Vos van Hagestein 
1864-1874 Hendrik van Loon Lambertuszoon 
1874-1878 Lambertus van Loon Hzn. 
1878 Staat der Nederlanden

geschiedenis

1655: Na de aanleg van de Kalkhaven in 1655 ontstond de behoefte aan een kortere verbinding tussen de Oude Maas en de Dordtse Kil. Dordrecht heeft hiervoor de Nieuwe Vaert, oftewel het Mallegat laten graven. 

Onderstaande informatie is, licht bewerkt, afkomstig uit: C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, 'Draaiende wieken, stappende paarden' Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.

1688: Op het Krabbe-Eiland hebben ooit drie molens gestaan, die op de kaart staan afgebeeld die Mattheus van Nispen in 1688 maakte. Hij schreef daarbij in de legenda dat dit de '3 Coninghe' waren. De drie molens waren oorspronkelijk allen eigendom van Johan (ook: Jan) Francken. De molen die hier beschreven wordt was de meest zuidelijke molen van deze drie en werd jarenlang in akten de ‘molen met het woonhuijs genaemt Dordtwijck’ genoemd.

1671: Aletta Aelders de Veer, weduwe van sr. Johan Francken, verkocht een ‘wintmolen sonder binne werck bequaens (bekwaam) omme een oly ofte saeghmolen aff te maecken’ aan kapitein Rudolf Bremkens, ook Broemken(s) genaamd. Jaarlijks werd daarover f 6 windgeld betaald aan de barones Petronella van Wassenaar douairière Van der Mijle, die als Ambachtsvrouw de Heerlijkheid de Mijl in eigendom had.

1672: Rudolph Bremkens kreeg eind 1672 toestemming om een zaagmolen te bouwen op de plaats die hij had verzocht. 

1678: Hij verhuurde in 1687 de zaagmolen voor vier jaar aan de zaagmolenaar Jacob Jasperse. 
De eerste twee jaar zou die daarvoor jaarlijks f 325 aan huur betalen en de laatste twee jaar f 350 per jaar. Rudolph Broemken, lid van de Oudraad van Dordrecht, was ziek toen hij in 1689 zijn testament liet opmaken en aan de notaris ter hand gesteld heeft ‘dit toegesloten papier sijnde op seven plaetse toegezegelt’. Twee dagen later was hij overleden. Kort daarna werd de inventaris van zijn boedel opgemaakt, waaronder verschillende huizen, erven en pakhuizen in de binnenstad van Dordrecht, de zaagmolen met het woonhuis genaamd Dordtwijck, twee jong beplante boomgaarden en een ⅔ gedeelte van een zaagmolen (De Tweede Koning) vlakbij de andere molen. Broemken was een rijk man, had veel boeken en schilderijen en bezat een orgel. In de bekleding van zijn stoelen was zijn familiewapen geweven. Na het inventariseren van de boedel werden de verkoopvoorwaarden opgemaakt om de twee zaagmolens van Broemken te verkopen. Zijn erfgenamen verkochten de zaagmolen, het woonhuis Dordtwijck, de molenaarswoning, de tuin en een boomgaard ‘uijtter hant’ dus onderhands, want bij een eerdere veiling van beide molens werd deze niet verkocht. Jan Boon die ook wel als Johan Boon werd vermeld, was de koper.

1710: Johan Boon sloot zich aan bij de andere oliemolenaars in de door hen opgestelde overeenkomst betreffende het gezamenlijk dragen van schade aan hun molens. Uit de akte valt op te maken dat de molen dan in gebruik was als oliemolen. Apalonia van Drongelen, weduwe van de in 1693 overleden Johan Boon verkocht in 1710 een ‘windolijmolen sijnde mede bequaem om tras te malen alsmede het huijs annex genaemt Dordtwijck’ een tuin, boomgaard, de olie, droes en koeken in de molen aan Fredrick Gront en Boudewijn de Haan. Voorwaarde was dat er op de molen geen tras meer zou worden gemalen zolang zijzelf of Pieter Bos, haar zoon uit haar vorige huwelijk, nog zouden leven. Na hun dood of als Pieter Bos zijn trasmolen (De Vrouw Maria) verkocht, mocht dit wel. Een periode was de molen dus als olie- en trasmolen in gebruik geweest.

Johan de Haan verkocht uit naam van zijn schoonzoon Fredrick Gront de helft van de molen en huis Dordtwijck aan Jan Gardenier. Bastiaan Gardenier volgde zijn overleden vader op, zijn zuster Agatha, weduwe van de in 1727 overleden Boudewijn de Haan, had de wederhelft van de molen in eigendom.

1739: Na het overlijden in 1739 van haar ongehuwde broer Bastiaan verkreeg Agatha de gehele molen in eigendom. 
Agatha sloot in 1741 een lening af van f 5.000 en stelde haar molen en huis Dordtwijck als zekerheid, en verkocht deze zeven jaar later aan de koopman Wouter Mikhout (ook: Mickhault).

Hij verkocht aan Hermanus van Beest een ‘windtolijmoolen met annex hebbende huijsinge, koepel, visvijver, thuijn en boomgaart’. Een dag later werd met letterlijk dezelfde bewoordingen deze verkoop ‘van den olijmoolen genaamt Het Spinhuijs staande op seeker eijlandt op de gront van Crabbe langs de rivier Het Mallegat’ gemeld bij notaris Van der Horst. Daarbij meldde Van Beest zichzelf aan om de plaats van Mickhault in het eerder genoemde contract in te nemen. Een maand later werd deze verkoop geregistreerd in het transportregister van De Mijl, Crabbe en Nadort, maar dan weer enkel als oliemolen en huis Dordtwijck.

1785: Van Hermanus van Beest ging in 1785 de molen en het huis Dordtwijck voor f 8.900 over op de koopman Jan de Heere. 

De Heere vernoemde de molen in De Reiger. De oliemolen stond op het zogenaamde ‘Gors de Crabbe’ of wel het Krabbe-Eiland, met verpondingnummer 17, tegenover de zoutketen aan de ’s-Gravendeelsedijk, daartussen lag het Mallegat. Dit gebied viel onder de Heerlijkheid De Mijl.

1788: In 1788 vroeg Jan de Heere als eigenaar van De Reiger samen met de eigenaren van de molens De Kat en De Wakende Kraan aan de ’s-Gravendeelsedijk aan de dijkgraaf en heemraden van de polder Wieldrecht, om het gebruik tegen recognitie, van een stuk griend vanaf de dijk tot aan de ‘Kille of Mallegat’ tussen de molens De Kat en De Wakende Kraan. Zij kregen toestemming hiervoor tegen betaling van twee stuivers per roede. De molen figureerde een aantal keren als belending in akten betreffende de naast gelegen trasmolen De Vrouw Maria (later Het Fortuin).

1799: Na het overlijden in 1799 van Jan de Heere volgde Pieter de Heere hem op. 
Zijn weduwe verkocht in 1815 De Reiger aan de Firma Vriesendorp en Kouwens met firmanten Jacob Staats en Cornelis Vriesendorp.

14-10-1815: Rotterdamsche courant
Een extraordinaire groote, hegte, sterke, welgelegene agtkante Wind- Houtzaagmolen en Erf, genaamd De Reiger, met alle deszelfs zoo vaste als losse Gereedschappen, met een zeer uitgestrekte Erf, groote, groot Balkgat, sterke Molenaars- en Knegtswoningen, onder één dak, staande en gelegen onder de Mijl, op het zoogenaamde Eiland, tusschen de Rivieren de Krap en het Mallegat,

1832: Deze lieten in 1832 een aantal onroerende goederen openbaar verkopen. Daaronder waren onder andere de olie- en trasmolen Welgelegen gelegen onder gemeente Hendrik Ido Ambacht, een buitenverblijf ook in die gemeente, zoutketen te Zwijndrecht en de windoliemolen ‘met dubbelt werk genaamd De Reiger, boomgaard, moestuin, kaden, griendland, molenaars- en knechtswoningen’. 
Adrianus Vos kocht de molen voor ƒ 12.300. Deze Adrianus Vos liet aan zijn achternaam toevoegen Van Hagestein.

1859: In 1859 was hij lid van de gemeenteraad van Dordrecht. Zijn vrouw, Heiltje Johanna van Buul, met wie hij in gemeenschap van goederen was getrouwd, overleed in dat jaar. Hij liet om de gemeenschappelijke boedel te verdelen tussen hem en zijn vier kinderen, een staat van inventaris opmaken. Die bevatte naast verschillende huizen en erven, een pakhuis, een buitenverblijf aan de Spuiweg, een ‘kleerenbleekerij genaamd De Zon’, weilanden en bouwlanden in de Hoeksewaard, de halve Mariapolder in Strijen, een niet met naam genoemde heerlijkheid in de Hoeksewaard, de oliemolen De Reiger met alles wat erbij hoorde, aangevuld met een koepel. Kortom Adrianus was een rijk man, hij behield alle onroerende goederen uitgezonderd de Mariapolder en een heerlijkheid in de Hoeksewaard. Zijn kinderen kregen grote geldbedragen en obligaties. Vijf jaar later verkocht Adrianus Vos van Hagestein het molencomplex aan de olieslager Hendrik van Loon Lambertuszn. voor ƒ 5.000, die hij schuldig bleef aan de verkoper en af zou betalen met jaarlijkse termijnen van ƒ 1.000. 

1874: De familie Van Loon had meerdere molens op het eiland van Dordrecht in eigendom. Lambertus van Loon Hendrikszoon olie- en trasmolenaar uit Dordrecht kocht De Reiger in 1874 van zijn vader voor ƒ 6.100. De Staat der Nederlanden afdeling waterstaat had het molenterrein nodig om het Mallegat te verbreden. Van Loon werd bij de onteigening een bedrag geboden van ƒ 12.000. Daar was hij het niet mee eens. Net als de eigenaren van de naast gelegen molen Het Fortuin, startte hij een procedure om een grotere schadeloosstelling te verkrijgen. Drie deskundigen onderzochten de zaak en taxeerden de percelen in drie categorieën namelijk: welke bij het molenbedrijf hoorde, de percelen die zouden worden onteigend maar niet in betrekking stonden met het bedrijf, en die welke niet worden onteigend maar door de onteigeningen in waarde zouden verminderen.

21-11-1878: Uiteindelijk won Van Loon en werd de Staat op 21 november 1878 veroordeeld tot het betalen van een schadeloosstelling van ƒ 30.813,44 met inbegrip van renten. Na de afwikkeling van deze zaak werd de molen gesloopt en het Mallegat verbreed.

aanvullingen

trivia

Wat opvalt bij de tekeningen: De onderbouw van de molen ziet er in 1803 duidelijk anders uit als in 1775. In 1775 is sprake van een stellingmolen met aangebouwde schuur zoals veel andere oliemolens aan de 's-Gravendeelsedijk. In 1803 en op de kadastrale kaart van 1817 is sprake van een stellingmolen centraal op een grote schuur als onderbouw. In het RAD is onder nummer 552_200102 nog een potloodtekening uit 1875 aanwezig waarop dit ook te zien is. Wellicht heeft er een verbouwing / vernieuwing van de molen plaatsgevonden door eigenaar Jan de Heere tussen 1785 en 1799, in samenhang met het feit dat hij de molen ook omdoopte in De Reiger. Hoe ingrijpend deze verbouwing was, is niet na te gaan. 

Geheugensteuntje
Met behulp van dit vers konden de Dordtenaren de namen van de vele oliemolens op het Eiland van Dordrecht onthouden.

Het Klaverblad, dat maalt zo snel,
De Karnton, die weet het wel ((Waker)
Het Seimpje met zijn kloek verstand,
dat maalt zijn zaadjes kort en kant (De Zwarte Arend)
De Lelie is een mooie blom,
De Waker lacht daar echter om (De Wakende Kraan)
De Reiger staat nogal in het riet,
Waar De Kat zeer fel op ziet
De Oude Ruiter ruitert snel,
De Haan die kraait des morgens wel
De Uil staat reeds voor de ploeg (De Valk)
Als De Sprokkelaar zijn dingen doet (Het Anker)
De Wever weeft zijn garen fijn (De Willem I)
De Zeelt die wil gevangen zijn
De Bakker bakt zijn brood te licht (De Hoop)
De Poortklok heeft dit lied gedicht (De Karper)