Tot ca. 1850 stond er een molen een stukje oostelijker aan de oever van het Zandmeer.
Op 29 september 1866 werd deze molen opgericht, bij het Ekstergat, kad. Workum sectie D nr. 655. Ten Bruggencate heeft hem in zijn DHM-collectie onder nr. 3728a opgenomen als de molen van Polder nr. 287 (75 ha). Onduidelijk is de bemaling van 44 pondemaat buitendijks land.
De molen met dubbele functie stond achter de plaats van Harmen Kooistra (nu Harry de Boer). Hij was voorzien van zelfzwichting.
Uit de bewaard gebleven lijst van molenaars blijkt dat er ook nachtmalers in dienst waren om de molenaar te ontlasten. Molenaar Wiebren Postma verdiende in 1900 een jaarsalaris van ƒ 60,=. Daarnaast kreeg hij ƒ 5,= smeergeld, voor reuzel voor de lagers en bijenwas voor de kammen van de raderen. Verder stelde het polderbestuur mollenvangers aan die ca. ƒ 10,= per jaar kregen, en nog wel zelf de gedroogde velletjes mochten verhandelen.
In 1921 werd de molen vervangen door een windmotor. In 1939 moest die alweer plaats maken voor een dieselgemaal met een 12 pk Lister motor. De nog bestaande tjasker iets zuidelijker (Tenbruggencatenummer 03728) had een onderbemalingsfunctie in het geheel.
Bron: De Heidenskipster molen fan eartiids, Willem D. Hengst, 2001. Verzameling H. van der Kaay.