Molen De Broeders, Burgum/ Bergum

Burgum/ Bergum, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
De Broeders
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
runmolen, oliemolen, trasmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03080 a
oude dbnr.
V1293
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 03080 a De Broeders (Burgum/ Bergum)
Deel ansichtkaart, coll. A.G. Dijkstra

locatie

plaats
Burgum/ Bergum
plaatsaanduiding
aan de NW-zijde van de draaibrug
gemeente
Tytsjerksteradiel, Fryslân
plaats(en) voorheen
Bergumerdam
kadastrale aanduiding 1811-1832
Burgum B (1) 529 Fokke Wilhelmij, eekmolenaar
geo positie
X: 195447, Y: 577704
N: 53.18448, O: 5.99226

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
herbouwd
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
Aan de noordwestzijde van de brug stond eens een oliemolen die hier met de zelfzwichtkleppen dicht volop staat te malen. Volgens de Friese schrijver T.G. van der Meulen, wiens overgrootvader olieslager te Dokkum was, is deze molen ook als schorsmolen ingericht geweest. Het vermalen van schors tot run voor de leerlooierijen was een bijzonder smerig en stoffig werk. De vrouwen klaagden voortdurend over het maar niet schoon te krijgen ondergoed.
Johan Kroon, 3 jan. 2005.
-----

Op 19 januari 1784 tekenden Gerrijt Wilhelmij (1731-1795), klerk ter secretarie van Tietjerksteradeel en timmerman Teunes Tomas (1732-1815) het koopcontract voor twee derde aandeel van de restanten van de molen van Lodema. Ze betaalden hem daar in totaal 850 gulden voor, maar belangrijk was de nadere bepaling dat “dese koop is geschiet met oogmerk om eene Nieuwe eekmolen ter plaatse alwaar de oude gestaan heeft te bouwen”. De Leeuwarder Courant van 1 mei 1784 meldde dat de drie compagnons voortvarend te werk gingen: “Twee à Drie MOOLENMAAKERS KNEGTEN, of ook wel TIMMER KNEGTEN, die genegen zyn om te werken aan een nieuwe agtkante Eekmoolen, by de Bergumer Dam, kan zig spoedig vervoege by Teunes Tomes Mr. Timmerman te Bergum aldaar.” Zo zal in dat jaar de derde molen ter plaatse zijn verrezen.

Teunes, die later de achternaam Hoekstra voerde, was degene die de molen exploiteerde. In 1791 werd hij als eekmolenaar aangeduid. De drie compagnons kochten in 1786 voor 500 goudgulden (=700 gulden) een nabijgelegen huis van Jan Michiels uit Oostermeer, die dat na de molenbrand van 1782 dus nog steeds in bezit had.

In 1832 bleek eekmolenaar Fokke Gerrits Wilhelmij (1773-1855) eigenaar van de molen te zijn. Acht jaar later kreeg diens zoon Gerrit Wilhelmij (1810-1872) toestemming om de molen tevens als cementmolen in te richten. Kennelijk wilde men door de molen meerdere bestemmingen te geven het risico spreiden en de omzet vergroten. In 1849 werd door molenmaker Abraham Gerardus Bosch (1798-1875) uit Leeuwarden ook een "nieuw oliewerk" ingebouwd en dat betekende het einde voor de eekmolen. De “runmolenaarsknecht” Wijtze Lieuwes van der Wal (1809-1874) vertrok in 1850, maar eekmolenaarsknecht Frans Feddes Douma (1819-1897) bleef wel.

Gerrit Wilhelmij Fzn. en mr. Adrianus Eldering Ferf (1812-1887) werden in 1851 olieslagers en trasmolenaars genoemd toen zij een lening afsloten van 10.000 gulden, met als onderpand de olie- en trasmolen "de Broeders", met pakhuizen, knechtswoningen, schiphuis, erf en tuin. Deze heren waren een vennootschap aangegaan voor de exploitatie van de molen. In 1863 stond het bedrijf nog bekend als Wilhelmy & Ferf, maar werd de samenwerking wel beëindigd. De olie- en trasmolen, met herenhuis en weiland, kwam in de verkoop. Wilhelmij woonde zelf in het huis. Op de molen werd 4.500 gulden geboden, op het huis 1525 en op het weiland 2550 gulden.

De molen werd nu door Ferf overgenomen voor 4.750 gulden. Zijn beroep was "olieslager en cement fabrijkant" en hij had Albert de Vries (1834-1921) als meesterknecht, de al genoemde Frans Feddes Douma als steenknecht en Frans Douwes Douma (1844-1913) als onderknecht in dienst. De oudste Frans Douma ging in 1867 naar Warga om het olieslagersvak beter te leren en keerde twee jaar later terug in Bergumerdam. Ferf deed in 1876 de molen van de hand.
De uit Nieuwe Pekela afkomstige Halbe Pieters Pijbes (1838-1915) was voor 9500 gulden de nieuwe eigenaar. In 1893 bood Pijbes "het geheele werk" van de tras- en cementmolen te koop aan, zodat daarna alleen de olieslagerij resteerde.

In 1902 verkocht Pijbes de molen voor 7.000 gulden aan Jan Okkes Bosgra en bij die gelegenheid werd het bedrijf aangeduid als "wind en maismolen"! Naar verluidt durfde Bosgra het niet aan om een machine in de molen te plaatsen, zodat hij het uiteindelijk niet meer kon volhouden tegen de machinale productie elders.

In 1909 kwam de oliemolen daarom in de verkoop. Als extra stond erbij dat de molen makkelijk te verplaatsen was, want hij stond aan "groot scheepsvaarwater". Er waren naast het complete "loopend werk" ook een ijzeren as en houten roeden met zelfzwichting aanwezig.
Daarna werd hij afgebroken, naar verluid in 1911. Het binnenwerk was toen al door schipper Jacob Pieters van der Wal (1869-1944) naar Oosterwolde vervoerd.

Dick Bunskoeke, 16 juni 2008-15 maart 2021.

Aanvullende bron: informatie van Douwe Franke in De Utskoat nr. 65, maart 1992.

aanvullingen

trivia
In De Utskoat nr. 65, maart 1992, staat een foto van een schilderij van Anne Sjibbes van der Meulen (zoon van de schrijver-dichter Tsjibbe Gearts), met daarop een molen die tot 1920 gestaan zou hebben op de molenhoek te Burgum. De laatste molenaar was Okke R. Douma.