Al in 1606 was er sprake van een molen in de Oude Campspolder, 390 ha.
De molen werd gebouwd in 1900 ter vervanging van de op 16 juli 1900 verbrande molen.
"De oude molen door den bliksem afgebrand 16 juli 1900.
De eerste steen gelegd van den nieuwen molen door S. Stolk, voorzitter.
1 september 1900.
De nieuwe molen afgebrand 21 februari 1906.
Het stoomgemaal gesticht onder het bestuur.
De eerste steen gelegd door P. Stolk.
16 mei 1906"
Deze molen verbrandde 21 februari 1906. Deze voorganger had een vlucht van 23m en had een houten scheprad met een breedte van 42cm.
De molen verbrandde in 1906, het molenaarshuis werd waarschijnlijk spoedig daarna afgebroken. Ter vervanging werd een stoomgemaal gebouwd. Later in 1952 ging men over op elektrische aandrijving.
De plek waar de molen stond is thans met kassen bebouwd en niet meer herkenbaar. Ook de fundering van de Oude Campsmolen werd grondig verwijderd.
Erwin Esselink.
De molen kwam van elders, waarschijnlijk de Hooge Boezemmolen nr. 4. Kwam op 3 schuitvrachten en 2 vlotten naar deze plaats. Herbouwkosten ƒ 13.000. In gebruik febr. 1901.
Informatie is gepubliceerd in Gemaal en molen van de Oude Campspolder, art. door K. Boschma in Jaarboek 1998 Historische Vereniging Maasland. Daarin staat ook de foto van de afgebrande molen die op Allemolens.nl staat.
Molen 01538 b Oude Campspolder, Oude Campsmolen (Maasland)
Stoomgemaal van de Oude Campspolder
Molen 01538 b Oude Campspolder, Oude Campsmolen (Maasland)
Foto E. Esselink, 13 mei 1998
Molen 01538 b Oude Campspolder, Oude Campsmolen (Maasland)
Foto E. Esselink, 13 mei 1998
nog waarneembaar
Het oude gemaal op de molenwerf is geheel verdwenen in de glasopstanden van het tuinbouwgebied.
Als herinnering rest nog de oude brug in de Westgaag en de weliswaar ingekorte rechte boezemsloot in de Oude Campspolder.
De geschiedenis van de laatste molens werd vermeld op een grote gedenksteen, die aan de voorgevel van het gemaal tussen de beide deuren was aangebracht. De steen is verwijderd door het Hoogheemraadschap van Delfland en tijdelijk in Delft opgeslagen. De tekst luidde:
