Op 9 september 1751 verbrandde de oud molen De Reiger. De gebroeders Duijn besloten om de molen te laten herbouwen. In 1752 verrees op het molenerf van De Reiger een nagelnieuwe pelmolen die de naam De Twee Gebroeders ontving, naar de twee broers Duijn. De namen De Reiger en De Kwak raakten allebei in de vergetelheid, iets wat niet strookt met de Zaanse gewoonte. Meestal bleven de namen van voorgangers en of bij- en scheldnamen de desbetreffende molen haar hele bestaan achtervolgen.
De nieuwe molen behoorde tot de zogenaamd kapitale pelmolens. De molen was aan weerzijden voorzien van twee houten schuren, het zwaar gebouwde achtkant van de molen rees boven de nok van deze schuren uit. De molen bezat een vlucht van ongeveer 24 meter en was wat betreft inrichting uniek. De Twee Gebroeders bezat nl. drie pelstenen. Vrijwel alle andere Zaanse pelmolens moesten het met twee pelstenen doen. De enige andere Zaanse molen die deze inrichting bezat was De Jonge Prinses aan de Kalverringdijk.
Op 27 juni 1752 werd een nieuwe windbrief verstrekt aan Claas Adriaansz. Duijn. Voor de nieuwe molen moest jaarlijks ƒ 8 worden betaald aan windgeld. Dit zal de reden zijn geweest dat de windbrief van De Reiger kwam te vervallen.
Het was de firma Duijn de afgelopen jaren behoorlijk voor de wind gegaan. Naast De Twee Gebroeders, waren de beide broers actief met de in 1742 nieuw gebouwde pelmolen De Duinmeijer en De Jonge Abraham. Verder zijn zij korte tijd actief geweest met de pelmolens De Stijfselbak, De Boerenjonker, De Uil en De Virgilius.
Jan Adriaansz. Duijn stierf in 1759. Zijn weduwe zette toen de zaken voort met De Jonge Abraham onder de firmanaam Weduwe Jan Duyn & Zoon. Claas Duijn bleef met De Twee Gebroeders werken.
Op 4 september 1783 werd De Twee Gebroeders opnieuw tegen brand verzekerd. De verzekerde waarde van de molen werd toen op ƒ 6000 gesteld. De molen was toen het eigendom van Adriaan Jansz. Duijn en Claas Adriaansz. Duijn.
Claas Duijn stierf in 1788. Zijn aandeel in De Twee Gebroeders kwam toen in bezit van zijn eerder genoemde neef, Adriaan Jansz. Duijn. De waarde van het halve aandeel van Claas Duijn bedroeg toen ƒ 3800. De pellers-activiteiten van Adriaan Duijn duurden echter maar kort. Op 7 april 1790 werd de zaak van Duijn geliquideerd en verkocht hij zijn twee molens voor ƒ 13.000 aan de firma Pieter Fransz. Dekker & Zn.
De firma Dekker schijnt niet veel last gehad te hebben van de economische malaise die er aan het einde van de achttiende eeuw in de pellerij heerste, anders zouden zij nooit zo’n grote investering hebben gedaan. Pieter Dekker werkte maar kort met De Twee Gebroeders. Op 14 maart 1797 verkocht hij de molen voor ƒ 4000 aan Thijs Jansz Noomen (1760-1844).
De Twee Gebroeders kwam zonder kleerscheuren door de Franse periode heen. In 1810 breidde Noomen de zaken uit met de aankoop van de iets zuidelijker staande pelmolen De Sint Pieter. Met deze molen bleef hij tot 1825 werken, daarna verkocht hij De Sint Pieter aan zijn zoon Jan Tijsz Noomen (1793-1834). Acht jaar later, op 30 mei 1833, verwierf Jan Noomen voor ƒ 5000 ook De Twee Gebroeders van zijn vader.
Na de dood van Jan Noomen in 1854 werd De Twee Gebroeders toebedeeld aan zijn weduwe Trijntje Lijnen, die de molen op haar beurt doorverkocht aan haar zoon Gerrit Jansz. Noomen. Deze had schijnbaar geen interesse in de pellerij, want op 23 mei 1855 bood hij de molen te koop aan: "De kapitale, hechten, sterken, en uitmuntend ingerigten Pelmolen genaamd De Twee Gebroeders." Koper van de molen werd voor ƒ 11.250 de Zaandammer houthandelaar Cornelis van de Stadt.
Cornelis van de Stadt, geboren in 1793, was de derde zoon van Engel van de Stadt, een van de grootste houthandelaren in de Zaanstreek in die tijd. Op zijn hoogtepunt werkte hij met ruim 6 zaagmolens. De meeste van die molens stonden in het Oostzijderveld van Zaandam.
In 1814 traden de beide zoons van Engel van de Stadt, Cornelis en Huybert van de Stadt toe tot de onderneming van hun vader. Vanaf toen werd er gewerkt onder de firmanaam Engel van de Stadt & Zoonen.
In 1819 stierf Engel van de Stadt op 72-jarige leeftijd. Zijn bezit werd verdeeld onder zijn beide zonen, zij hielden vanaf toen de firma gaande.
De zaken gingen de beide broers voor de wind. Zo vond er in 1825 een grote uitbreiding plaats met de overname van drie molens van de Zaandammer houthandelaar Dirk Dekker. Dit waren de beide paltrokken De Stuurman/ Het Vergulde Hert en De Boendermaker en de bovenkruier Het Bruine Schaap.
In 1828 besloten de beide broers om hun vennootschap te beëindigen en ging ieder voor zichzelf beginnen. Op 1 januari 1828 werden de gezamenlijke bezittingen bij notaris Dozy in Zaandam verdeeld.
Huybert van de Stadt kreeg de volgende bezittingen toebedeeld: de twee bovenkruiers De Bakker en De Jonge Beer, de paltrok De Engel en de pelmolen De Bootsman.
Cornelis van de Stadt kreeg de Westzaandammer paltrok De Witte Ster, de bovenkruier Het Bruine Schaap en de paltrokken De Huisman, Het Vergulde Hert en De Boendermaker. Verder bleef Cornelis van de Stadt actief onder de oude firmanaam.
Ondanks enkele moeilijke jaren gelukte het Cornelis van de Stadt om een bloeiend bedrijf op te bouwen, wat in omvang groter was dan dat van zijn vader. In 1838 liet hij een geheel nieuwe zaagmolen bouwen die de naam De Vrede kreeg en in 1845 voegde Van de Stadt de paltrok De Jonge Arnoldus nog toe aan zijn bezit.
In de daarop volgende jaren deed Cornelis van de Stadt zijn bezit langzamerhand over aan zijn zoons (hij had er 10). Zo kregen (kochten) in 1842 de twee oudste zoons van Cornelis, Engel en Cornelis jr., de zaagmolens De Witte Ster en Het Bruine Schaap van hun vader.
Cornelis van de Stadt heeft De Twee Gebroeders in beheer gegeven aan zijn een na jongste zoon, Augustinus Aemilius Cornelis van de Stadt, kortweg Gus genoemd. Zo kon deze zich gaan voorbereiden op zijn toekomst.
Cornelis van de Stadt stierf op 16 juni 1857 op 63 jarige leeftijd. Op 29 december 1858 werd zijn boedelscheiding opgemaakt, waarbij De Twee Gebroeders, die op ƒ 11.000 was getaxeerd, toekwam aan Gus van de Stadt.
Gus van de Stadt werd niet oud, hij overleed kinderloos op 13 augustus 1862 en was 28 jaar oud.
Op 25 oktober van dat jaar lieten zijn broers De Twee Gebroeders veilen. De nieuwe eigenaar werd de Wormerveerder pellerbaas Jan Barendsz. Aten. Hij betaalde ƒ 9050 voor de molen.
Begin 1863 liet Jan Aten de molen verzekeren bij de collectieve brandverzekering Het Papiermakerscontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen ƒ 10.000. In 1878 liet hij deze waarde optrekken naar ƒ 14.000, mogelijk waren er toen belangrijke vernieuwingen aan het binnenwerk uitgevoerd.
Jan Aten stierf op 28 december 1889. Zijn weduwe Jannetje Honigh zette toen de pellersfirma samen met haar voort.
Tegen het einde van de negentiende eeuw waren de laatste gerstpelmolens op hun retour. In 1893 nam de firma Gebroeders Laan uit Wormerveer de eerste stoomgortpellerij in bedrijf. Na aanvankelijk wat aanloop-problemen te hebben gekend, draaide De Mercurius tegen het einde van de negentiende eeuw op volle toeren.
Hierdoor was het al snel gedaan met het pellen van gerst op windkracht.
Ook de firma Aten zag het einde van de gerstpellerij naderen. Op 30 oktober 1897 schreef Barend Aten het volgende aan het bestuur van het Papiermakerscontract, "Aangezien de pelmolen De Twee Gebroeders te Zaandam-Oost buiten werking gesteld is, zoo verzoek ik U bij deze, mijn deelneming ad. ƒ 12.000 zoo spoedig mogelijk, als U kan den volgenden week, te royeeren."
Op 6 november werd de brandverzekering geannuleerd en enkele dagen later werd de molen verkocht aan de Koger schildersbaas Dirk Klaasz. Baas. Hij kocht de grote pelmolen voor het schamele bedrag van ƒ 1800. Enkele dagen later deed Baas de molen over aan de Alphense molenaar Matthijs Dam. Deze liet de molen nog voor de jaarwisseling afbreken en bracht hem over naar het Zuid-Hollandse Alphen aan de Rijn. Aldaar werd de molen herbouwd als korenmolen en kreeg hij de naam De Eendracht. De molen is daar tot op de dag van vandaag nog aanwezig.
(meer info op www.duizendzaansemolen.nl)
Bronnen:
- “Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 7
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
- “Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951 blz. 245-247
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 125
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 50-51
- www.duizendzaansemolen.nl R. Couwenhoven
- “Ontheemde Zaanse molens” A.M.H. Smit 2005 blz. 64-66
F. Rol, Zaandijk
-----
De molen werd op 5 mei 1898 opgeleverd in Alphen aan den Rijn.
Bjorn Jannink, 14 nov. 2017.