Molen Het Oude Kaar, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Het Oude Kaar
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00855 a
oude dbnr.
V1727
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 00855 a Het Oude Kaar (Zaandam-Oost)
Foto: ansichtkaart nr. 125 (uitg. K. Tanger)
midden: Het Oude Kaar, rechts: De Kwak

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan de Noordervaldeursloot.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam C (1) 417 Jan Vander, burgemeester
geo positie
X: 116260, Y: 496756
N: 52.45719, O: 4.81725

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Dubbel oliewerk
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De grote oliemolen het Oude Kaar is gebouwd in het jaar 1680. Op 6 december van dat jaar wordt aan Willem Jansz. Kaar het windrecht verleend. Willem Kaar, die dus de molen naar zichzelf had vernoemd, ontving op 11 februari 1681 de bijbehorende verbandbrief. In deze verbandbrief gaf Kaar zijn molen als onderpand als hij zijn betalingen aan de staat niet kon voldoen.
Op 3 juni 1681 laat Kaar de molen verzekeren tegen brand in een assurantiecontract wat als volgt werd opgeschreven:”d’Eersame Willem Jansz. Kaer, eijgenaar vande olijmoole ’T Kaer”.
Na het overlijden van Willem Kaar, kort voor 1700, neemt zijn weduwe voortaan de zaken waar. Deze ondernemende dame liet zelfs een nieuwe molen bouwen, die de naam “het Nieuwe Kaar” kreeg, dit ter onderscheiding van het Kaar, dat vanaf toen “het Oude Kaar” heette. Het Nieuwe Kaar was een pelmolen.
Op 21 januari 1700 laat de weduwe van Willem Kaar de molen opnieuw verzekeren tegen brand.
Omstreeks 1715 wordt het Oude Kaar eigendom van Pieter Jacobsz. Vijselaer. Deze persoon laat de molen op 14 juni 1727 opnemen in het olieslagerscontract voor ladingen, dat op die dag te Zaandam werd opgericht. Zes jaar later, op 1 juli 1733, laat Vijselaer het Oude Kaar verzekeren bij het OC voor de opstallen.
In 1806 behoort het Oude Kaar toe aan de broers Adriaan en Klaas Duyn. Naast het Oude Kaar, bezaten zijn ook de oliemolens “het Huis te Muiden”, die iets verder aan de Noordervaldeursloot stond en de kleine oliemolen “de Boer”, die wat ten noorden van de Noordervaldeursloot gelegen was. Enkele jaren later kochten zij ook de Westzaandammer oliemolen “de Blauwe Arend”.
Olieslagers kregen in vroeger dagen betaald per verwerkte hoeveelheid zaad. Dit hield in dat als er een periode van weinig wind was er ook weinig werd verdiend en dat als het stormachtig weer was er bijzonder hard gewerkt moest worden. De gebroeders Adriaan en Klaas Duyn hebben in het begin van de negentiende eeuw hun personeel een vast weekloon gegeven. Zij schrijven dit in een brief aan de gecommitteerden van het olieslagerscontract. Zij bekeken het deels van een sociale kant, waardoor er tijdens de rustige tijden van het jaar, geen honger geleden hoefde te worden. De windstille periodes die vaak in de zomermaanden heersten konden dan door het personeel benut worden om klein onderhoud aan de molens te plegen. Anders hadden zij tijdelijk een andere baan moeten zoeken, bv. als boerenknecht. De plannen van de beide broers werden door geen enkele andere olieslagersfirma overgenomen. Waarschijnlijk waren zij bang dat het personeel minder hard ging werken, omdat er toch wel betaald werd.
Halverwege de negentiende eeuw komt het Oude Kaar te werken voor de firma van Wessem & Compagnon.
Naast de oliemolens “de Oranjeboom” en “het Huis te Muiden” heeft deze firma de Westzaandammer houtzaagmolen “de Grote Korf” voor zich werken. De firma van Wessem houdt haar tak in de olieslagerij tot 1881 in bedrijf. Na het overlijden van Jan Carel van Wessem in dat jaar, worden de drie oliemolens verkocht en richt de firma zich enkel en alleen op houtzagerij.
De firma van Wessem verkocht het Oude Kaar op 16 november 1881 aan Jan Leguit die de molen tot 1893 in bedrijf houdt. Daarna wordt de Oostzaner Gerrit de Ridder de gaande houder van de het Oude Kaar. Op 6 december 1895 verspeelt de molen tijdens een zeer zwaar onweer zijn wiekenkruis. Tijdens deze bui breekt de as van de molen die met de beide roeden naar beneden stort en zeer veel schade veroorzaakt. De Ridder laat de molen herstellen, maar doordat het gieten van de nieuwe ijzeren as niet mee zat, kon de molen pas op 14 februari 1896 weer draaien. Naast de nieuwe ijzeren as, krijgt het Oude Kaar ook twee nieuwe houten roeden.
Het Oude Kaar werd op 5 augustus 1909 uit het OC geschreven. Gerrit de Ridder verkocht de molen in dat jaar aan Mechiel Stadt. Vanaf dan wordt de molen niet meer gebruikt voor het slaan van olie. Mechiel Stadt gaat met de molen cacao afval verwerken en laat in de schuur een cacaodoppensorteerderij plaatsen, die werd aangedreven door een petroleummotor. Omstreeks 1915 verkocht M.Stadt het Oude Kaar aan de firma Jan Stuurman, die na het verbranden van “de Grauwe Gans” een nieuwe molen nodig had. Stuurman was ook eigenaar van de oliemolens “de Os” en “het Jonge Big”. Erg veel plezier heeft Stuurman niet gehad van zijn aankoop, want op 28 mei 1917, tweede pinksterdag, raakt de molen tijdens een zeer hevig onweer door blikseminslag in brand en wordt geheel verwoest.
(zie voor het verslag van de brand het artikel van dhr. van Soest)

Bronnen:
“De Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 135
“De Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 78
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz.134
“Zaanse Windmolens” P.Boorsma 1939 blz.88-89
“Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 50, 53-60, 101, 106
“Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
“Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T.Neuhaus 1987 blz.9
“Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 783

informatie F.Rol
-----

Windbrief dd. 8 december 1680.
Op 6 december 1895 werd hij overvallen door een storm, met onweer en windstoten.
Zijn as brak, het kruis stortte naar beneden en richtte een ravage aan.
De molen werd toch weer hersteld en vermaalde zijn laatste jaren cacao-afval.
De Zaanse brandkroniek vermeld;
1917.28 mei.Maandag tweeden pinksterdag, ontlastte zich, na een zeer heeten prachtigen zomerdag, boven onze streek een zeer fel onweder.
Des avonds, te 10 uur,werd het zeer zwaar weer.
De duizende feestgangers van her- en derwaarts naar de Zaan komende om pinkster te vieren, werden door geweldige storm- en stofvlagen uit elkaar gedreven. Het lichtte in hevige mate, minuten achtereen bleef het vuur aan het uitspansel.
Krakende donderslagen deden de ramen en deuren dreunen en schudden en wat ieder ten slotte verwachtte, geschiedde, een rose gloed in het noord-oosten wees plotseling de richting aan waar de bliksem een prooi had gevonden.
Onder stromenden regen, watervallen gelijk, trok de brandweer de Oostzijde in naar het Noordervaldeurspad, waar de oliemolen het Kaar, behorende aan den heer Jan Stuurman, te Koog a/d Zaan, in lichter laaie stond.
Even benoorden de spoorlijn naar Purmerend was een vervaarlijke roode gloed waarneembaar.
De brand was moeilijk te bereiken, daar de grootere spuiten het pad niet op konden.
Door het uitleggen van veel slangen wist men toch water in het vuur te krijgen, maar er kon niets behouden worden.
Niet alleen de molen, maar ook de schuren verbrandden geheel.
Een schitterend moment brak aan toen de vlammen en de rook, als het ware`zich terug trokken`. De molen, nog geheel intact zijnde, maar gloeiend van het vuur, had zijn geheele omhulsel afgeworpen.
Het achtkant en de spanten en de kap en de stelling, het was alles nog aanwezig.
De wieken hielden nog fier stand, alsof ze nog in staat zouden zijn hun belager te weren. De binten, de balken, de assen, de spillen, de stampers, de schijven en de kamraderen, het alles gloeide, zooiets als was het een groote elektrische reclame.
En zie, dat alles ging tenslotte draaien, niet alleen de wieken, maar heel het innerlijk gaandewerk draaide mee.
Niettegenstaande het barre weer waren er duizende toeschouwers, die zich op de omringende landerijen hadden geschaard en op de nabijliggenden hoogen spoordijk.
In stille bewondering sloeg men het machtige schouwspel gade.
De wieken draaide twee volle slagen. Een kreet van verbazing steeg plotseling op uit de menigte. Toen stond het geheel weer volkomen roerloos.
Alleen het geknetter van het vuur vervulde de lucht, maar een ijzige doodsche stilte viel over het talrijke publiek.
Elke echte Zaankanter wist wat er nu ging komen, want de molen ging nu vallen.
Met ingehouden adem wachtte een ieder dit geweldige moment af, dat hoogstens 20 seconden op zich liet wachten.
En toen viel het geheele gevaarte met donderend geweld ineen.
Aan de meest hoogstaande wiek zat nog een stuk zeildoek.
Terwijl dit gevaarte ineen zeeg, fladderde dit eind doek brandend mee omlaag, alsof iemand ermee wuifde ten afscheid zoo ging het mee in den vuurpoel ten onder. Een hoerageroep van duizenden, als betrof het de slotapotheose van de een of andere grootsche voorstelling.
En het effect, dat anders door het traditioneele bengaalsche vuur te voorschijn werd geroepen, werd nu in nog hooger mate bereikt, door de geweldige oplaaiing van den gloed, en de daardoor fantastisch verlichte rookwolken, die in zware, draaiende kronkels ten hemel stegen.
Tekst ingezonden door G. van Soest.

aanvullingen

trivia
De molen werd rond 1680 gebouwd door Willem Jansz Kaer. 1680 was ongeveer het geboortejaar van zijn dochter Trijntje (zie ook Het Nieuwe Kaar). Door zijn overlijden werd zijn weduwe eigenaar.
De derde eigenaar Pieter Jacobsz Vijzelaar was gehuwd met Brecht Jans. Zeer waarschijnlijk was dit een zuster van Willem Kaer. Het lijkt een logisch verhaal: de weduwe was eigenaar van de molen en haar schoonzuster en zwager woonden erbij in. Het is nog waarschijnlijker omdat haar eigen dochter en schoonzoon in 1699 vertrokken naar Het Nieuwe Kaar.
Toen in 1715 Pieter Vijzelaar eigenaar werd, had hij de molen dus geërfd van de weduwe.
In 1727 trouwde dochter Reimpje met Jan Jozef Kox.
In 1761 trouwde hun zoon Claas Kox met Dieuwertje Pieters Duijn (een zuster van Claas en Adriaan Duijn). Toen in 1805 Claas Kox overleed, werden Claas en Adriaan eigenaar.
Tekst: Marian Bongers-van het Kaar, 5 nov. 2017.