De Enschedese burgemeester Gerrit of Gerard Elshof kocht rond 1725 met enkele vennoten een of twee goederen in de marke Deurningen en bouwde daar een papiermolen op de bovenloop van de Deurningerbeek. Hiertoe groef hij een nieuwe en zeer diepe nieuwe beekloop, die tegenwoordig nog bestaat. Omdat de molen niet aan de verwachtingen voldeed, bouwde hij stroomafwaarts nog een tweede molen (Tenbruggencatenummer 15100).
Het opstuwen leidde meteen tot protesten vanwege waterovelast van de stroomopwaarts wonende boeren. Verder bleek de tweede molen illegaal gebouwd te zijn, op andermans grond en met schade daaraan. Ook bleek Elshof de kracht van het af en toe optredende hoog water te hebben onderschat, want er werd later gemeld dat het gehele vloedwerk van de eerste molen was weggespoeld, en dat beneden de tweede molen de beek door wegspoeling twee maal zo breed geworden was.
De overheid stelde Elshof voor de molens zo te laten als ze toen waren, en jaarlijks ƒ 100,= af te dragen ten behoeve van de markekas. Hoewel Elshof hier wel op in ging, werd er hierna van de molens niets meer vernomen. Op de vermoedelijke molenplaatsen zijn wel tekenen van diepe grondwerkzaamheden zichtbaar, maar er zijn verder molenrestanten bekend.
Bron: "Papiermolens in Deurningen -- Een mislukt experiment?", art. door H. Hagens in 't Inschrien 1990, nr. 4 (Kwartaaluitgave Ver. Oudheidkamer Twente). Verzameling H. van der Kaay.