bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Gasthuispolder 1610 – 1802, Zoeterwoude

Bosch- en Gasthuispolder (en rechtsvoorgangers). Hier worden beide polder beschreven. Wat het erg onduidelijk maakt. Vandaar dat de polders apart worden beschreven. Aan de hand van kaarten kan men plaatsen die hier beschreven staan op zoeken en zien waar de molens hebben gestaan.
De ligging van de polder

De polder lag tussen de Oude vliet, of korte Waddingeren genaamd. De Oude vliet, of korte Waddingeren was een watergang tussen de gemeente Zoeterwoude (Leiden) en Voorschoten, die verbonden was met de Oude Rijn en in 1960 werd vergraven tot het Korte Vlietkanaal Vliet. De Trekvliet liep richting leiden en mond uit in de gracht, Witte Singel. De polder wordt gescheiden van de buurpolder door de Wie- of Wijde sloot, later de Fortuinsloot genoemd.

Molens

De eerste molen van de Gasthuizerpolder stond tegen over de Oostvliet poldermolen, gescheiden door de Vliet. Beide maalde uit in de Trek (de Vliet). Beide molens komen al voor op een polderkaart uit 1615. De eerste molen van de Gasthuispolder moet dan moet zo rond 1610 gebouwd. Het juiste bouw jaar van de molen is niet terug te vinden in het archief. Maar aangezien zo polderkaart maken meer tijd kost dan heden ten dage mag men ervan uitgaan dat bij uitgiften in 1615 de molen er al stond en de polder bemaalde.
Stand plaats van de molen, tussen de waterzuivering Voorschoterweg 16 en de recreatie plek voor de Leidsche jeugd.

Ook de Gasthuizerpolder werd uitgebreid tot over de Waddingervliet. Via een grondduiker onder Waddingervliet werden de landerijen tot aan de Hofweg, dus rondom de boerderij Hooghkamer, door de Gasthuispolder bemalen. Later zou dit gebied tot de Zuid-Hoflandsche polder gaan behoren. Jaartal van de uitbreiding staat niet beschreven. Maar we mogen ervan uitgaan dat het in de zelfde tijd geschiede toen Boschpolder werd vergoot met landerijen in het zelfde gebied, tussen 1666 en 1667.

Op 1 maart 1664 kwamen schout en molenmeesters van de Gasthuispolder met die van de Boschhuizerpolder overeen om de polders door de Stadswatermolen te laten bemalen. Verder bleven de polders zelfstandig.

Op 23 mei 1671 kreeg het bestuur van de Gasthuispolder van Rijnland vergunning om een nieuwe watermolen te bouwen. Molenmeesters en gecommitteerde ingelanden waren namelijk niet tevreden over de bemaling via de Stadsmolen. Zij had nog wel de beschikking over een eigen molen, maar die was sterk vervallen. De nieuwe molen werd gebouwd tegen de wyde sloot, Fortuinsloot aan. En maalde daarin ook uit.

12 februari 1802 was voor de ingelanden van de Gasthuispolder een zwarte dag, omdat de watermolen afbrandde.
Met het bestuur van de Boschhuizerpolder werd overeengekomen dat de molen van die polder ook de Gasthuispolder zou bemalen, zolang er nog geen nieuw maalwerktuig was. Er behoefde dan slechts een grondduiker onder de Fortuinsloot door te worden gelegd.
Op 26 juni 1802 kreeg het polderbestuur van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland vergunning voor de bouw van een nieuwe molen. Tijdens de voorbereidingen voor de bouw van de molen kwamen de ingelanden van beide polders op het idee de molen voor beide polders geschikt te maken. Daartoe werd op 20 september 1802 een contract opgemaakt. De molen kwam in de Boschhuizerpolder te staan tegen de Fotuinsloot. Aan de andere zijde van de sloot waar de afgebrande molen heeft gestaan. Hiermee hield de zelfstandigheid van de polder op.

Informatie: 1.2.5.2 Bosch- en Gasthuispolder (en rechtsvoorgangers) Rijnland archief
Kaarten Rijnland archief
Tekst/onderzoek van Nico Varkevisser, 28 november 2020