bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis

Neeltgen Pieters Popsou (zie molen 08465) kwam kennelijk uit 'n gruttersgeslacht, want op 27 februari 1651 (ORA 3573) verkocht 'n zekere Pieter Jansz Popsou, Grutmeulenaer en poorter een schuur achter 't Noordeinde binnendijks aan de stadswal bij de Noorderpoort (misschien is 't haar vader).

In de nacht van 6 op 7 januari 1654 woei de korenmolen van Reijer en Adriaan Pietersz "die bij de Noorderpoort op stadsgrond staat door een extraordinaire groote storm" omver.

Op 24 october 1687 vinden we in ORA 3575 dat:
"Neeltgen Pieters Popsou, eenige suster en erfgename van wijlen Jan Jansz Vijselaar woonaghtigh tot Edam, 'n opstaende gruttersmolentge staende alhier op ofte aende stadsnoorderwal ofte vestinge, soodanigh als 't selvige jegenwoordigh is om af te breecken."
Dit is dus 't molentje dat op de noordoosthoek van de vesting staat op de kaart van Frederik de Wit (plm. 1680). Het was in tegenstelling tot de andere grutmolens 'n windmolen!

Op 25 juli 1701 verkocht Jan Arendsz de Haan de korenmolen aan Andries Leenderts (Blauw) uit Hoorn. Na diens overlijden in april 1728 nam zoon Leendert de molen over.

Op 31 mei 1769 ging de korenmolen van Leendert Andriesz Blauw bij de Noorderpoort door een "swaar onweer" volledig in vlammen op. Leendert raakte daarbij gewond en zijn vrouw Niesje Ipes kwam zelfs om het leven.

Rotterdamse Courant, 6 juni 1769:
"Men heeft tyding, dat op den 31de Mey te MONNICKENDAM, des morgens omtrend 11 uren, een ontzaglyk Onweér is ontstaan, verzeld van zware donderslagen en yslyke blixemstralen, het welk in eene Meelmolen, staande in het Noord, einde dier Stad, is ingeslagen, en dezelve vervolgens in de asfche heeft gelegd; de vrouw des Molenaars op dat hachlyk oogenblik met een kommetje koffy voor hare man uit haar huis in de Molen tredende, wierd zoodanig getroffen, dat zy het leven verloor. De man, die Steenen of zoogenaamde billen zat te scherpen, wierd van den Molensteen afgeslagen, doch richte zich weder op, en ging na beneden, daar hy zijne vrouw dood ter aarde vond leggen. De gemelde Molenaar is zwaar gebrand en het hair van zyn hoofd gezengd, doch is anders tot dus verre, behalven den schrik en de droefheit wegens het hem overgekumene ongeluk redeiyk wel, en zeer present."

Leendert werd toegestaan om voor de herbouw een collecte te houden, en kreeg op 25 juni 1769 toestemming het erf op te ruimen "en weder een andere moolen daar op te bouwen".

Bronnen o.a.:
- "Waar 't paardje de molensteen in beweging bracht", artikel door L. Appel in Jaarboek 1979 van Vereniging Oud Monnickendam.
- "Monnickendam een veilige stad?", Ds. C.A.E. Groot, artikel in Jaarboek 2010 Vereniging Oud Monnickendam.