De grutterij was waarschijnlijk rond 1832 eigendom van Abraham Frederiks de Ruiter, vermoedelijk deden zijn erven de zaak over aan R.B. Tuinstra. De ingang van de rosmolen was in de Both Apothekerstraat.
De rosgrutmolen, bestaande uit dubbel huis, grutterij, paardestalling, hooischuur en mestplek werd op woensdag 25 juni 1856 door notaris Schot provisioneel verkocht. Op de percelen werd respectievelijk ƒ 3700 en ƒ 521 geboden. De verkoper R.B. Tuinstra verplaatste 23 juli 1856 zijn grutterswinkel van de Brouwersgracht naar de Hoogstraat. Koper van de grutterij aan de Brouwersgracht was A. Blijstra, zoon van P. Blijstra die een grutterij op de Grote Bredeplaats had.
De grutterswinkel van Blijstra stond bekend als een zeer representatieve winkel, waar alles netjes gepoetst en geordend was.
Op 25 maart en 8 april 1908 veilde notaris Okkinga de panden in opdracht van de zieke weduwe van Blijstra, Mej. P.A. Blijstra. De kopers waren A. Hoekstra en E. Boerstra voor ƒ 4478.
Bron: "Molens in en om Harlingen een rijke historie", door Tj. Severein, 1990. Met dank aan H. van der Kaay.