De windbrief voor de Jonge Dekker werd op 28 april 1702 uitgereikt aan Jacob Claasz. Dekker, de zoon van Claas Sijmonsz. Decker, die in 1683 de kortbij gelegen paltrok “de Dekker” had laten bouwen. Ter onderscheiding van deze molen kreeg deze Dekker het voorvoegsel ‘jonge’ bij zijn naam. Jacob Dekker liet de molen op 1 januari 1703 tegen brand verzekeren bij een assurantiecontract. Iets wat in de daarop volgende jaren nog enkele malen gebeurde.
Op 9 juli 1731 raakte de Jonge Dekker in brand en werd hij volkomen in de as gelegd. Enkele dagen later, op 18 juli, verklaarde eigenaar Jan Claasz. Dekker het volgende:”vermits sijn moolen de Jonge Dekker door ongeluk is koomen of te branden”. Hierna trad hij uit het brandcontract.
Pas in 1733 werd de molen herbouwd. Waarom het twee jaar duurde voordat de molen werd herbouwd is niet duidelijk. Wel waren de houtloodsen van de molen bij de brand behouden, zodat deze niet nieuw gebouwd hoefden te worden. De nieuwe molen kreeg de toepasselijke naam “de Nieuwe Dekker”. Tevens kreeg de molen toen zijn bijnaam “de Lange Aagt”. De verhoudingen van de Nieuwe Dekker waren niet helemaal correct, de nieuwe molen was nogal lang van postuur. Mogelijk was Aagt de vrouw van de ongelukkige molenmaker.
De nieuwe molen bleef tot 1888 in bedrijf en werd toen gesloopt.