bouwjaar
verdwenen
1774-1800 gesloopt
geschiedenis
Ook over deze paltrok zijn nog niet veel gegevens bekend. De Grauwe Nachtegaal wordt voor het eerst genoemd op 1 februari 1691. Op die dag werd de molen geveild en gekocht door Jan Jansz. Potas voor een bedrag van Fl.550,-. Deze Potas overlijdt in 1746, waarna de molen in bezit komt van zijn zoon Jan Potas de Jonge. De waarde van de molen werd toen getaxeerd op Fl.950,-. Naast de Grauwe Nachtegaal werkte Potas ook met de paltrokken “de Twee Gebroeders” en “de Blauwe Arend”.
Waar het andere eigenaren niet lukte om hun bedrijf door de crisis halverwege de achttiende eeuw heen te loodsen, had Potas schijnbaar wel een manier gevonden om deze slechte tijd te overbruggen. Doordat de Engelsen omstreeks 1740 zeer hoge invoerrechten gingen berekenen voor bewerkt hout, was het niet meer lonend om gezaagd hout naar Engeland te exporteren. Toen 12 jaar later ook nog eens een invoerverbod van gezaagd hout naar de Zuidelijke Nederlanden werd aangekondigd, betekende dit de doodsklap voor de wagenschotzagerij. De balkenzagerij wist zich naderhand te herstellen van de klap. Binnen een tijdsbestek van 30 jaar verdwenen er meer dan 100 houtzaagmolens uit de Zaanstreek. Mogelijk was Potas minder afhankelijk van de buitenlandse handel dan zijn collega houtzagers.
Jan Jansz. Potas de Jonge stierf op 22 oktober 1773. Doordat Potas geen kinderen had kwamen de Grauwe Nachtegaal en “de Blauwe Arend” in handen van Cornelis Visser, vermoedelijk een relatie van Potas. Hierna wordt niets meer vernomen van de molen, zeer waarschijnlijk is hij kort daarna gesloopt.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 85
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 336
- www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven
F. Rol.