Bj. ca. 1770.
Verdw. ca. 1811.
Vermoedelijk een achtkante molen.

 12-04-1811: Gazette de Leuwarde/Leeuwarder courant

Secretaris S. LAMBSMA, zal op Woensdag den 17 April 1811 des middags praecys 12 uur, by de nieuwe Pelmolen onder Almenum by Harlingen, by Boelgoed preasentereeren te Verkopen; eenen aanzienlyke party HOUTWAREN, zynde de Restandt der Afbraak eener groote Pakhuizinge en Olymolen , bestaande in Planken, Ribben , Posten, Balken, Paaien en Damleggcrs en verdere Goederen ; als mede een party Greenen Hout, zeer geschikt voor de Kuipers. — Ook zal op gelyke Tyd en Plaats worden gepraesenteerd . eenige voorname gaande Werken van een Oliemolen, die alle in een beste staat zyn , waar onder een Asrad, een Bonkelrad, een Steenwiel, twee Blokken en verdere annexen, eene compleete As met eenen geheel best Yzerwerk en twee dito Hamburger Greenen Roeden, zeer weinig gebruikt, twee extra beste zwaare Waterliften , Kroy en Neut en Kuipring , eenige beste Vangstlukken, wyders eene zeer groot gedeelte Oliemole as Gereedschappen, en wat verders in allen geval dien aangaande, meer op dezen dag ten Verkoop zal worden gepreasenteerd,

Nergens ben ik in de archieven de naam de “Zeemunnik” tegengekomen. Omdat Severein vrij stellig de naam in latere tijden plaatst, zou het de opvolger van de Sneker oliemolen (=oude pelmolen) kunnen zijn geweest.
Dick Bunskoeke, 2 mei 2015.
-----

"Doch eerst met zekerheid weet men, dat in 1566 in Harlingen een windoliemolen werd opgericht, welke onder den naam van „De Zee Munnik" is blijven bestaan tot 1916, toen hij gesloopt is."
Bron: "De Olie-industrie in Nederland en De Amsterdamse oliemarkt" door W.J. Pekelharing, Tijdschrift voor economische geographie, Volume 10, blz. 148, 1919.
-----

In "Uit de knipseldoos nr. 54", De Utskoat nr. 96, dec. 1999, koppelt Popke Timmermans (zonder bronvermelding) J. IJsenbeek aan oliemolen De Zeemunnik te Harlingen en geeft als bestaansjaren voor de molen ca. 1566-1886. Jan Sikkes IJsenbeek was de eigenaar van de Harlinger oliemolen.