bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
Oorspronkelijk maakte het gebied van de Lagehoek (347 ha) deel uit van het Waterschap De Vier Noorder Koggen. In de eerste helft van de zestiende eeuw scheidden de landen van de Binnenpolder met die van de Lagehoek zich van de overige landen van de Vier Noorder Koggen af en werden bij uitspraak van de commissarissen van het Hof van Holland op 22 september 1541 tot een afzonderlijke polder gemaakt.

Achtendertig jaar later heeft de Lagehoek zich als lager deel weer van de Binnenpolder afgescheiden en zich verzekerd van een uitmaling op de Langereis, die deel uitmaakte van de Geestmerambachtsboezem. Hiertoe werd in 1578 een overeenkomst gesloten tussen Geestmerambacht en die van de lange landen van Hoogwoud van den Hoeck, waarin het onderhoud der kadijken, het zetten van een molen en andere verplichtingen tegenover het ambacht werden geregeld.

Op een van 1603 daterende kaart staat op de plaats van de huidige molen een binnenkruier getekend. Hoewel de polder bij De Vier Noorder Koggen hoorde, sloeg de molen uit op de Raaksmaatsboezem van het Geestmerambacht. De Lagehoek ontving tevens het overtollige water uit de twee zuidelijk aangrenzende voormalige buitendijkse polders Heil en Kreil (26 ha, betaalde ƒ 40,30 per jaar), en Mulmer (Tenbruggencatenummer 15703, 35½ ha, betaalde ƒ 125 per jaar). Per 1875 werden deze poldertjes aan de Lagehoek toegevoegd.

Op 16 oktober 1890 brandde de vóór 1863 vervijzelde molen door blikseminslag af. In het daaropvolgende jaar werd de huidige molen gebouwd door de molenmakers Kriller uit Oude Niedorp.

Bronnen:
- Nederlandse Molendatabase.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", derde uitgaaf, D. Kooiman, 1936.