bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De windbrief werd op 25 september 1642 uitgereikt aan Pieter Cornelisz Gijsen.
In zijn testament van 6 december 1686 legateerde hij de molen voor ƒ 600 aan zijn zoon Arijan.

Op 11 januari 1707 werd hij verzekerd in een assurantiecontract ten name van Arijaen Pietersz. Gijssen. Hoe lang Arijaen Gijssen met de molen bleef werken is niet bekend. In 1726 was de Kleine Oranjeboom het eigendom van Dirck Claesz. Oosterhoorn, de molen stond in ieder geval nog in het jaar 1742 als zijn bezit te boek.

De molen stond aanvankelijk achter het Bouwmanspad, maar werd na 1750 verplaatst naar een erf achter het Boerenpad, meer naar het noorden van het dorp.

In 1783 werd de Kleine Oranjeboom gekocht door Gerrit Visser. Deze Gerrit Visser was actief in diverse bedrijfstakken. Zo bezat hij de oliemolen “de Olievos” aan de Papenpadsloot en de zaagmolens “de Breeuwer” en “de Dienst Jacobs”. Ook was Visser actief in de koopvaardij met diverse schepen. Gerrit Visser stierf in 1794, de zaken kwamen toen in handen van zijn zoon Dirk Visser.
Halverwege de negentiende eeuw kwam de Kleine Oranjeboom in bezit van de houthandelaar Gerrit Endt. Naast de Kleine Oranjeboom werkte Endt later ook met de bovenkruier “de Breeuwer” die iets ten noordoosten van de paltrok stond. In 1876 liet Gerrit Endt “de Breeuwer” afbreken en verbouwen tot een stoomzagerij waarop de molennaam overging. Kort na de verstoming van “de Breeuwer” kwamen de twee zonen van Gerrit Endt in de directie van de firma. Toen eenmaal bleek dat “de Breeuwer” capaciteit genoeg had, werd de Kleine Oranjeboom overbodig.
In 1888 werd de molen afgestoten en voor sloop verkocht. De houtloodsen van de molen bleven bestaan en gingen voortaan dienst doen voor de houtopslag van “de Breeuwer”. Zij verdwenen in 1942, met de sloop van “de Breeuwer”.

Pieter Boorsma schrijft in zijn boek “Zaanse Windmolens” uit 1939 over de bijnaam van de molen: “Deze kleine paltrok, werd wegens zijn geringe grootte meestal genoemd met zijn spotnaam welke luidde: ’t Spintje (=kleine spin, in dit geval met betrekking tot de kleine staartmolentjes ~ spin geheten ~ op de molenschuren). Soms werd het verkleinwoord weggelaten en sprak men van ’t Spint, wanneer deze kleine Oranjeboom aan de orde kwam. Spint : het onvolgroeide hout aan de omstrek van een boomstam, was echter niet met de molen in verband te brengen, maar dat stichtte geen verwarring, men wist maar al te goed met welke molen men vandoen had wanneer hij aldus werd betiteld.”

Over Adolf Endt, een van de gebroeders Endt, is de volgende anekdote opgeschreven door Dirk Bakker, de laatste meesterknecht van “het Herderskind” te Zaandijk. Hij begon zijn carrière als houtzager op diverse molens gelegen in het Westzijderveld.
“Endt was een goede baas, maar geen houtkoper. Eens is het gebeurd, dat hij met zijn handen aan het hout voelde en tegen zijn knechts opmerkte dat het hout lekker droog was, terwijl hij zijn handschoenen nog aan had!!”.

Bronnen:
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 335
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 86
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 155-156
- “de Windbrief” 2e jaargang 1972 nr.4 (uitg. Ver. De Zaanse Molen) blz. 6-8
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 37.