- bouwjaar
- verdwenen
-
1869 onttakeld 1886 gesloopt
- geschiedenis
-
Het bouwjaar van Het Kind van Weelde is niet gevonden. De molen werd gebouwd als oliemolen en duikt voor het eerst op in een assurantiecontract in het jaar 1670. In dat jaar werd de molen door eigenaar Dirck Sijmonsz. Blauw tegen brand verzekerd.
Dirck Blauw stierf in 1679, waarna zijn weduwe Trijntje Cornelis Bleeker de molen ging verhuren. Voor ƒ 200 per jaar ging haar schoonzoon Gerrit Arisz. Caescooper werken met de molen. Hij werkte tot het jaar 1689 met Het Kind van Weelde en zegde toen de huur op.
Op 12 november 1693 was de molen in bezit van Willem Dirksz. Visser. Op die dag liet Visser de molen tegen brand verzekeren, met de notitie dat de molen was verbouwd tot houtzaagmolen. Omstreeks 1707 werd Het Kind van Weelde gekocht door Jan Cornelisz. Kuijper, hij zette de houtzagerij met Het Kind van Weelde voort. Op 19 juni 1723 liet Jan Kuijper de molen opnieuw tegen brand verzekeren. Op die dag werd het volgende genoteerd in het contract, “Jan Cornelisz. Kuijper, voor de houtsagersmoolen de Bok of het kind van Weelde.”
Jan Kuijper werkte ruim veertig jaar met De Bok en pas in 1749 kwam de molen in andere handen. Op 19 juli van dat jaar werd het volgende geveild, “De Houtzagers Molen het Kind van Weelde c.a., waar onder 4 oly of traanbakken, zaatzolder, staande en gelegen tot de Westzaander overthoom digte bij den Hogendijk.” Met deze omschrijving van de molen werd aangeduid, dat hij gemakkelijk weer tot oliemolen kon worden verbouwd. Het Kind van Weelde werd gekocht door de Westzaner Willem Cornelisz. Ris, die de molen inderdaad weer als oliemolen liet inrichten. Op 16 mei 1750 liet Ris Het Kind van Weelde verzekeren bij de collectieve brandverzekering het Olieslagerscontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg ƒ 3000.
Het Kind van Weelde bleef tot 7 mei 1791 in bezit van de familie Ris. Op die dag verkocht Jacob Ris de molen voor ƒ 9000 aan Gerbrand Cornelisz. Dekker. Met de aankoop van deze molen werd de basis gelegd voor een later belangrijke olie- en fouragehandel in Westzaan. Gerbrand Dekker runde de molen aanvankelijk samen met zijn zoon Cornelis Dekker, niet lang daarna kwamen de zaken geheel voor rekening van Cornelis Dekker.
In 1797 traden de beide zonen van Cornelis Dekker, Jan en Cornelis, toe tot de firma van hun vader. Vanaf toen werd er gewerkt onder de firmanaam Cornelis Dekker & Zonen.
In het begin van de negentiende eeuw namen beide zoons de zaken over van hun vader. De zaken waren inmiddels uitgebreid met de Westzaanse oliemolen De Roggebloem. Cornelis Dekker stierf in 1846. Het Kind van Weelde werd toen toegewezen aan zijn twee zonen Gerbrand en Hajo Dekker. Zij breidden hierna de zaken uit met de Nauernase oliemolen De Pauw en de op het Vrouwenverdriet staande oliemolen Het Huis Assumburg. In 1850 kochten zij ook nog de oliemolen De Roggebloem van hun oom Jan Dekker. Hierna werd de firma G & H. Dekker opgericht.
Op 28 januari 1847 werd de Zuid van Westzaan geteisterd door een storm met een orkaankracht. Jan Jacobsz. Honig uit Zaandijk maakte over deze storm de volgende aantekening en noteerde de schade aan de molens.
“Een orkaan of windhoos teisterde op den 28sten januari van het jaar 1847 o.a. de volgende molens op het Zuideind van Westzaan: De Tweeling van Jan Kruyt; 1 roed; ’t Kind van Weelde van C. Dekker & Co: 2 roeden; De Huismusch van A. de Lange & Zonen: 1 zeil; De Groene Jager van A. Buys: 4 end hekkens, 1 draaihoofd en wijfelaar; Het Vliegend Hart van A. Buys: 3½ end hekken, 1 gang kammen; De Jonge Dekker van A. de Lange & Zonen: roed, as, luitens; De Kruidberg van C. Kruyt: 1½ end hekkens; De Oude Visser van A. de Lange & Zonen: 1 roed, 1 end hekkens, 2 gang kammen (met begin van brand); Het Witte Schaap van J. Dekker Gz.: 1½ end hekkens; De Kapol (watermolen): 1 roed; De Blauwe Kuiper van J. Kruyt: 1 end hekkens; De Witte Troffel van J. Huysinga: 1½ end hekkens, eenige kammen en de roed gespleten; De Kerseboom van Louis Robert te Utrecht: eenige hekkens; De Veldmuis of Kikkert: 4 zeilen geheel weg. Deze molen evenals de Kruitberg hebben een geruimen tijd linksom gemalen.” De firma Dekker had dus een behoorlijke schade opgelopen.
In 1855 onderging Het Kind van Weelde een belangrijke verbouwing. Het oliewerk van de molen werd uitgebreid met twee enkele slagwerken. Zodoende kon men naast lijnzaad ook gemakkelijk raap- en hennepzaad verwerken. Ook De Roggebloem onderging deze verbouwing.
De firma G & H. Dekker werd in 1864 geliquideerd. Op 16 april van dat jaar werden De Roggebloem en Het Kind van Weelde in hotel De Prins in Westzaan geveild. Het Kind van Weelde kwam toen voor een bedrag van ƒ 8431,50 in bezit van Gebrand Jansz. Dekker, een neef van de vorige eigenaren. De broer van Gerbrand Dekker, Evert Dekker kocht voor ƒ 6280 De Roggebloem. De beide broers waren sinds 1851 peller met de pelmolen De Jonge Dolfijn. Gerbrand en Evert Dekker lieten hun twee nieuwe molens later inrichten als doppenmolen. De beide molens werden voorzien van een aantal koppel maalstenen om rijstdoppen mee te vermalen. Dit product werd later toegevoegd aan veevoeder. Samen met zijn Westzaanse collega De Roggebloem, was Het Kind van Weelde de eerste Zaanse molen die werd ingericht voor het vermalen van doppen.
De doppenmalerij in Het Kind van Weelde en De Roggebloem duurde niet erg lang. Om onduidelijke redenen stonden de molens vanaf 1868 stil. Voor Het Kind van Weelde was deze stilstand definitief. Op 5 juli 1869 werd de molen uit het Olieslagerscontract geroyeerd. De verzekering was alleen geldig voor in werking zijnde molens. De Roggebloem kwam naderhand wel weer in bedrijf en bleef dus verzekerd in het OC. Na de royering uit het OC lieten de gebroeders Dekker Het Kind van Weelde onttakelen. Kap, as, roeden, staart en stelling werden verwijderd. Het overgebleven achtkant met zijn schuren deed voortaan als opslagplaats dienst. De oliebakken van de molen waren nog intact en werden weer gevuld met olie. In de Zaanlandsche Courant van 14 aug. 1875 werd de molen met inventaris voor afbraak te koop aangeboden. In 1880 huurde verfhandel Pieter Schoen de molen. Kort daarvoor was de laatste verfmolen van Pieter Schoen, De Gekroonde Schoen, verbrand, restanten nog bruikbare verfstoffen werden tijdelijk in Het Kind van Weelde opgeslagen.
Op 27 april 1886 lieten de gebroeders Dekker Het Kind van Weelde ten slotte veilen. Inwendig was de molen leeg gesloopt, maar bij de veiling werd de opmerking geplaatst dat de fundering van de kantstenen en de slagwerken nog intact waren. De molen kon dus gemakkelijk weer als oliemolen worden ingericht. Er werd niet geboden en de veiling werd opgehouden. Kort daarna werd de molen uit de hand verkocht en werden de restanten gesloopt.
Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz. 222
- “Zaanse Windmolens” P.Boorsma 1939 blz. 96-98
- “Zaanse molenbranden” R.Couwenhoven 2001 blz. 27-35
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 73-76/ 106
- “de Zaende” 3e jaargang 1948 blz. 147
F. Rol, Zaandijk.