bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Het bouwjaar van de Zwarte Walvisch is nog niet gevonden. Deze molen wordt voor het eerst genoemd in een huwelijkscontract dat op 20 januari 1668 werd gesloten. Zes dagen later, wordt de molen weer in een notarieel stuk genoemd, ditmaal betreft het een boedelscheiding. Het volgende wordt daarin beschreven:”Een darde part van de olij moolen staende buyten de Kalverbedichtinge in den Banne van Oossaenden genaempt de Walvisch.
De Zwarte Walvisch was in dit jaar dus al ingericht als oliemolen. Het bewijs dat de molen ook daadwerkelijk als volmolen is gebouwd is er niet. Wel doet vooral de bijnaam van de molen, “de Stinkerd”, vermoeden dat de eerste functie van de Walvisch, die van volmolen was. In deze molens werden nl. met o.a. gerotte urine, reuzel en vollersaarde, wollen stoffen vervilt. Door de ingrediënten waarmee dat gebeurde kregen volmolens vaak namen van sterk riekende dieren, zoals bunzing, rob, wezel en bruinvis. Op 16 september 1678 wordt de Zwarte Walvisch tegen brand verzekerd, door eigenaar Jan Pietersz. Gruys. De molen werd toen onder zijn bijnaam ingeschreven.
Het is niet bekend in welk jaar de molen werd verbouwd tot pelmolen. In ieder geval wordt de Zwarte Walvisch op 15 oktober 1731 als pelmolen tegen brand verzekerd. Deze pelmolen was in parten verdeeld, die in de loop der jaren nogal bizarre eenheden aannamen. Zo was op 18 december 1760, Jan Luyter in het bezit van een 89/108 aandeel van de Walvisch. Veel meer gegevens zijn er niet over de Zwarte Walvisch, de molen werd in 1791 gesloopt.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 131
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 229-230
F. Rol.