De windbrief werd op 1 mei 1763 verleend aan Pieter Duijn, die hem een paar dagen eerder had doen inschrijven in een assurantiecontract. De pelmolen was groter dan gebruikelijk en daardoor ook ƒ 1000 hoger getaxeerd.
Op 17 augustus 1831 werd de molen door de bliksem getroffen, maar er onstond geen brand. Enige jaren diende hij als rijstpeller, maar overigens was hij steeds in gebruik als gerstpelmolen.
Op 26 augustus 1899 werd de molen 's avonds door de bliksem getroffen en verbrandde totaal, alsmede het pakhuis, dat tijdens de periode van het rijstpellen nieuw was gebouwd. De molen had ongewoon veel berguimte.
Bron: "Duizend Zaanse molens", P. Boorsma 1968 blz. 130.