Van oliemolen De Veering, die ten noorden van de Veeringsloot tussen de weg en de Gouw in Oostzaandam stond, dateert de vroegste gevonden vermelding van 13 maart 1663 (transportregisters van de Banne Oostzaan). Die dag verkocht Jan Cornelisz de helft van de molen voor ƒ 2000 aan Pieter Albertsz Bleijcker of Bleecker, zoals hij later werd genoemd. Wanneer de molen werd gebouwd is niet gevonden. Als belendingen werden in de transportacte van de Banne Oostzaan aangegeven: ten zuiden Pieter Maertsz en ten noorden de weduwe van Dirck Jan Dircxz.
Op 12 november 1679 werd de molen genoemd bij een procedure betreffende een geschil over een partij zaad. Er werd toen een verklaring afgelegd door ”een saetsetter, een saetmeter, e.a. betreffende de olijmoolen genaempt de Veering toekomende van Pieter Albertsz Bleycker.”
Op naam van Pieter Bleycker werd De Veering in 1683 opgenomen in een assurantiecontract. Iets wat daarna nog een aantal maal gebeurde. De Veering was net als veel van zijn collega-oliemolens verdeeld in parten. Een gedeelte van deze parten bleef vrij lang in eigendom van de familie Bleeker, in 1731 stond De Veering, samen met De Katuil, op naam van Trijn Jans Bleeker. Vermoedelijk was zij gehuwd met een van de gebroeders Dekker, die ook wel als eigenaar werden genoemd. Bij de oprichting van het olieslagerscontract voor ladingen, op 14 juni 1727, werd de lading van De Veering op naam van Jan en Claes Decker hierbij verzekerd. Ook De Katuil en De Poelsnip stonden toen op hun naam. Bij de oprichting van het OC voor de opstallen, op 1 juli 1733, lieten de broers De Katuil en De Veering hierbij verzekeren. De Poelsnip was eerder verkocht aan Pieter Peyt. Beide broers waren in ieder geval nog in 1742 "gaande houders" van beide oliemolens. Over de latere eigenaren is niet veel bekend.
Omstreeks het jaar 1800 sloeg De Veering zijn olie voor de firma Pieter de Wit & Co. Zij bleven tot 1814 met de molen werken en verkochten hem toen aan de broers G. en P. van de Groot.
In 1859 had Albert Heymesz Vis de molen in eigendom. Hij was vermoedelijk een zoon van een van de eigenaren van de grote verffirma Heyme Vis.
Op 13 september 1884 werd De Veering geveild, maar niet verkocht. Waarschijnlijk werd de molen niet lang hierna uit de hand verkocht. De molen en zijn lading bleven tot 1 mei 1890 in het olieslagerscontract verzekerd. In augustus van dat jaar werd de Veering gesloopt en op 26 september werd te koop aangeboden: ”de inventaris van den gesloopten oliemolen “de Veering”, als: Stampers, Heien, enz.”.
Bronnen:
- “Zaanse windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 211
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 134
- “de Zaende” 3e jaargang 1948 blz. 227-228
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz.138
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 51, 69, 105, 107
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- Aanvulling Ron Couwenhoven, 6 juni 2019 (verkoping 1663).