Het bouwjaar van de Schoen is nog onbekend. De molen wordt voor het eerst genoemd in een boedelscheiding die was gedateerd op 26 november 1677. Het volgende werd toen genoemd, “Een houtsagers moolen en erff genaempt de Schoen staende ende gelegen aende oostsijde van Saerdam opte Naegouw”.
De Schoen werd op 1 januari 1711 tegen brand verzekerd door zijn eigenaar. Dat was op dat moment Pieter Gerritsz. Salm, tevens liet Pieter Salm de naam van de molen wijzigen in De Jonge Zalm. De verzekerde waarde van De Jonge Zalm bedroeg Fl.700,-. Later deed Pieter Salm de molen over aan zijn zoon Cornelis Pietersz. Salm.
Op 11 oktober 1731 sloot vader Pieter Gerritsz. Salm een contract af met zijn zoon Cornelis Pietersz. Salm over het gebruik van een sloot en het molenpad. Op de landerijen die grensden aan de molen had Pieter Salm een lijnbaan aangelegd, nu werden er enkele bepalingen over het gebruik van de sloot en het molenpad notarieel vastgelegd. Een en ander werd als volgt beschreven: "Contract tusschen Pieter Gzn. Salm, eigenaar van de nieuwe lijnbaan, agter Rosendaal en Cornelis Pz. Salm eijgenaar van de houtsaagmolen de Jonge Salm eertijts genaamt de Schoen, mede aldaar." "De sloot ten zuiden van de molen behoort aan Cornelis Salm tot voorbij de molen Het Zwarte Paard, welke een boeijerhuis in de sloot heeft gebouwd wat alleen maar is toegestaan zonder enig recht." (Voor de volledige tekst van dit contract, zie www.duizendzaansemolens.nl).
In een nieuw contract uit 1738 blijkt dat de oorspronkelijke molennaam nog niet vergeten was: “Sr. Pieter Gerritsz. Salm te kennen, dat hij in 1731 eygenaar was van een stuk land waarop gebout is de nieuwe lijnbaan tot oost Zaandam agter 't Roosendaal, ende sijne soon Cornelis Pz. Salm van de molen de Jonge Salm eertijts genaamt de Schoen, beij en geneves 't voornoemde lant…"
Op 1 januari 1734 werd De Jonge Zalm tegen brand verzekerd in het zgn. Hondiuscontract. Dit contract werd op die dag opgericht voor en door eigenaren van houtzaagmolens in Zaandam. Bij de oprichting traden ruim 30 houtzagers toe tot dit contract. Onder hen was ook Cornelis Salm. De verzekerde waarde van De Jonge Zalm bedroeg Fl.700,-, een vrij laag bedrag voor een paltrok in die tijd.
In 1738 kwam De Jonge Zalm in bezit van Cornelis Wildeboer. Hij werkte tot zijn dood omstreeks 1748 met de molen, die hierna in bezit kwam van zijn weduwe. Door de slechte economische tijd in de Zaanse houthandel voelde zij er waarschijnlijk niet veel voor om het bedrijf van haar man voort te zetten.
Op 17 april 1749 verkocht zij de molen voor een bedrag van Fl.550,- aan molensloper Lourens Hooglander. Hij deed De Jonge Zalm verdwijnen.