bouwjaar
1515 vernieuwd
verdwenen
verbrand
geschiedenis

De "Aanbreng der Vijf Deelen" vermeldde in 1511 een molenaar in Hallum. Mogelijk betreft dit niet De Roos (Tenbruggencatenummer 11864), maar de Mariëngaarder Molen. De molen behoorde bij het iets noordelijker gelegen Mariëngaarderklooster. De Abten van Hallum beheerden naast het Mariëngaarderklooster tevens het klooster Bethlehem (incl. molen) onder Oudkerk, zie Betlehemer Molen, Tenbruggencatenummer 07962.

In 1515 werd de molen bij Mariëngaarde door Leeuwarders verbrand, maar de abt Paulus Beckholt herbouwde deze bij de "Bisschopsbrug". De abt Petrus Venlo van Mariëngaarde, welke zijn ambt tussen 1533 en 1541 bekleedde, liet de molen op afbraak verkopen en deed tevens een nieuwe op dezelfde plaats verrijzen.

De molen staat ten onrechte niet aangegeven op de Schotanus-kaart van 1664, wel op die van 1718.

In 1751 werd de molen door de provincie gekocht ter afbraak. Of dat niet doorging, of dat hij later werd herbouwd is ons niet duidelijk, in 1832 staat hij in elk geval in het kadaster. Volgens De Utskoat nr. 80 werd op 25 juni 1751 het recht van koop op de molen goedgekeurd.

25-06-1751:
"Gedept, approbeeren den koop van het recht op den molen te Hijum."
(bron: Stads- en dorpskroniek van Friesland I (1700-1800), Dr. G.A. Wumkes, W.A. Eisma Cz., Leeuwarden, 1930)

 

16-02-1838: Leeuwarder courant

IN NAAM DES KONINGS.

EXECUTORIALE VERKOOP bij De REGTBANK van EERSTEN AANLEG, ZITTING HOUDENDE te LEEUWARDEN, van:

  1. De geregte HELFT van en in een achtkante ROG- en PELMOLEN, met ZWICHTSTELLING en een paar ROGSTEENEN, en twee paar PEL STEENEN, en al deszelfs verder toe- en aanbehooren , met de daarom gelegen GROND, en daarop achter den Molen staande houten HOK of BERG. PLAATS cum aunexis, de Mariengaarder Molen, genaamd de Hoop, staande en gelegen aan den algemeenen Weg, onder het behoor van den dorpe Hijum, gemeente Stiens, kanton Leeuwarden no. 2, arrondissement Leeuwarden, en aldaar op den perceelsgewijzen kadastralen legger bekend onder sectie A, no. 283.
  2.  De geregte HELFT van en in de bij genoemde Molen staande MOLENAARS HUIZINGE, met aanhoorigen GROND, en al deszelfs verder toe- aanbehooren, alles insgelijks staande en gelegen onder het behoor van den dorpe Hijum, gemeente, kanton en arrondissement voornoemd, en aldaar op den perceelsbewijzen kadastralen legger bekend onder sectie A, nos. 284, 285 en 286, en de Huizinge mede gequoteerd met no. 3a, hebbende alle deze bovengenoemde Vastigheden, over het geheel tot Naastlegers ten Oosten en Zuiden Jan Jippes Jippes; ten Westen den Weg, en ten Noorden; de Weduwe van der Leij en zijn dezelve in huur en gebruik bij den Molenaar Johannes Bulthuis.
  3. Een STANDER , KOREN- en MOUTMOLEN, genaamd de Roos, met een paar ROGSTEENEN en al deszelfs verder toe- en aanbehooren, benevens den daarom gelegenen GROND cum annexis, groot naar naam en faam achttien vierkante roede, alles staande en gelegen aan den algemeenen Rijdweg en Heerenwegstervaart tusschen Hallurn en Marrum, onder eerstgenoemden dorpe Hallum , gemeente Hallum, kanton Hallum, arrondissement Leeuwarden , en aldaar op den perceelsgewijzen kadastralen legger bekend onder sectie B, no. 606; hebbende deze Vastigheden over het geheel toe Naastlegers, ten Oosten de Weduwe van Keimpe Gerrits van der Meulen ; ten Zuiden den Rijdweg; ten Westen Andries Harmens Kuiphof, en ten Noorden de Heerenwegstervaart, en zijn dezelve bij den na te noemen en eigenaar Gerrit Keimpes van der Meulen zelfs in gebruik. Gearresteerd ter requisitie van Louis Keijlstra, Koopman, wonende te Dragten, domicilie hebbende ten Kantore van zijnen Procureur in dezen , de Heer REITSE ATTEMA, te Leeuwarden, en ten laste van Gerrit Keimpes van der Meulen, Korenmolenaar, wonende onder het behoor van den dorpe Hallurn. Bij Proces-Verbaal, opgemaakt door den Deurwaarder JOCHEM OBBES TERGUIN, te Leeuwarden, den achtsten Januarij achttien honderd acht en dertig, behoorlijk geregisereerd, overgeschreven een Kantore der Hijpotheken te Leeuwarden, den zestienden Januarij achttien honderd acht en dertig, en ter Griffie van genoemde Regtbank, den zeven en twintigsten Januarij daaraanvolgende, en waarvan Kopij gelaten is: 1. aan Jonkheer V. V. van Cammingha, Grietman van Leeuwarderadeel; 2. aan den Heer C. Westenberg, Grietman van Ferwerderadeel; 3. aan den Heer Mr.  J.L. Huber, Griffier van hec Vredegeregt kanton Leeuwarden no. 2, en 4. aan den Heer P. Plantenga, Griffier van het Vredegeregt kanton Hallum.  De eerste Publicatie der Memorie van lasten, zal plaats hebben op Dingsdag den 27 Maart 1838, des morgens ten tien ure, ter Rolle der Regtbank van eersten aanleg te Leeuwarden, zitting houdende op het voormalig Landshuis aldaar. Voor Extract conform, R. ATTEMA, Procureur.

 

28-02-1845: Leeuwarder Courant
"Een welbeklante KOREN- en PELMOLEN, de Mariengaarder Molen genaamd, voorzien van een paar ROG- en 2 paar PELSTEENEN, met de daarbij behoorende HUIZINGE en AANBEHOOREN, staande onder Rijum in de grietenij Leeuwarderadeel, kadastraal vermeld sectie A, nos. 283, 284, 285 en 286, voor eene inhouds grootte van 21 roede 76 el, bij den eigenaar A.J. Staphorsius in gebruik, op 12 Mei 1845 vrij te aanvaarden."

Op 24 januari 1853 werd de molen verkocht, verkoper en koper zijn ons helaas onbekend.

In de nacht van 11 mei 1869 ging de molen, eigendom van ene Palsma, in vlammen op. Volgens de Leeuwarder Courant van 18 mei 1869 rees al meteen het vermoeden van brandstichting. Uit onderzoek van de autoriteiten bleek dat de brand was aangestoken door de huishoudster van de molenaar! Niet veel eerder had Palsma de molen verkocht voor ƒ 3000, op aandringen van de huishoudster kocht hij hem terug voor ƒ 4500. Om haar meester de misgelopen ƒ 1500 te vergoeden, besloot de huishoudster de voor ƒ 5000 verzekerde molen in brand te steken. Later kreeg ze last van haar geweten en legde een bekentenis af.

21-05-1869: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant
"In den nacht van 11 dezer brandde in het dorp Hyum in Friesland een roggemolen, bekend onder den naam van Mariëngaardermolen, van den heer Palsma, tot den grond toe af. Al dadelijk rezen er vermoedens van brandstichting. Uit het ter plaatse ingestelde onderzoek is gebleken, dat de huishoudster, die reeds een 20-tal jaren in diens van den heer Palsma was, eene volledige bekentenis heeft afgelegd, den brand te hebben gesticht. De beweegredenen waren zeer vreemd. Op haar aanraden had de heer Palsma onlangs den molen voor ƒ 3000 verkocht. Nadat de verkoop had plaats gehad, begon haar de gedachte te hinderen, dat een ander dan haar meester den aan zijn erf gelegen molen zou bezitten, en zij wist dezen eindelijk te bewegen, het pand terug te koopen, dat echter slechts voor ƒ 4500 kon geschieden. Maar nu begon zij er over te murmereeren, dat haar meester door haar toedoen ƒ 1500 bij de zaak had ingeschoten. Zij wist, dat de molen voor ƒ 5000 tegen brand was geassureerd.
Geen beter middel dus, om alles weder volgens haar inzien in het reine te brengen, dan den molen te doen afbranden.
In den bewusten nacht stond ze heimelijk op en wist zich den toegang tot den molen te verschaffen; zij voerde een paar bossen stroo aan en stak die in brand. De vlam deelde zich spoedig aan den molen mede en binnen weinig tijds was hij in de asch gelegd. Inmiddels was zij naar hare kamer teruggekeerd, waar zij vervolgens alles hoorde, wat er tot blussching werd gedaan, zonder evenwel in het minst te doen blijken, dat zij het onheil had veroorzaakt. Haar geweten begon evenwel weldra te spreken, en zoo volgde de bekentenis.
Zij zou jl. maandag naar Leeuwarden in arrest worden gebragt, doch hare gezondheid was zoodanig geschokt, dat hare overbrenging moest worden uitgesteld."


bronnen

Bronnen: 
- "Een molenkroniekje van Friesland, ca. 1500-1600", artikel door D.M. Bunskoeke in De Utskoat nr. 24, dec. 1981. 
- "Molenkroniek(je) ca. 1500-1600 - II", artikel door D.M. Bunskoeke in De Utskoat nr. 28, dec. 1982. 
- "Het molenbestand in Friesland, een overzicht van het aantal der industriemolens in Frl. tot 1900", art. door drs. D.M. Bunskoeke in De Utskoat nr. 40, dec. 1985. 
- "Uit de knipseldoos nr. 39", art. door Popke Timmermans in De Utskoat nr. 80, dec. 1995.