bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

Op 1 april 1364 verkocht Didderic van Ghemert onder andere de windmolen aan de Duitse Orde. Het zou de voorloper van de stenen bergmolen De Beer zijn geweest.

 

29-06-1820: Nederlandsche staatscourant

Op den 3den julij 1820. Acht bouwhoeven, met de daarbij behoorende landerijen, gelegen binnen de gemeente van Gemert: Een dito, gelegen in de gemeente Erp; Een dito, gelegen in de gemeente Bakel; Een huis schuur hof en aangelag, genaamd het Molenaarshuis, gelegen in de gemeente te Gemert; Een perceel bouw en weiland, gelegen als voren; Een grooten steenen wind-korenmolen, genaamd den Beer, staande en gelegen als voren; Eenen wind-korenmolen, genaamd den Standaarmolen, staande en gelegen als voren; Een molen, genaamd den Rosmolen, staande en gelegen als voren; Een huis en hof, genaamd het Bodenhuisje, staande en gelegen als voren; Een dito, met schuur en hof, genaamd het Zandhuis, staande en gelegen als voren; Eene bouwhoeve met de daarbij behoorende landerijen, genaamd de Prinsenhoeve, staande en gelegen in de gemeente St. Oedenrode.

 

De molen werd in 1881 gesloopt en had een onderbouw in de vorm van een toren. Dat we hier met een torenmolen te doen hebben wordt mede ingegeven door de vondst in 1914 van de overblijfselen van een gracht, die het terrein waarop molen De Beer heeft gestaan, omringde. Van meerdere torenmolens is bekend dat ze oorspronkelijk bij een kasteel stonden en al dan niet in de verdediging waren opgenomen. Als voorbeelden gelden Gennep, waar in 1413 een heektoren van kasteel Lonesteijn tot Torenmolen werd omgebouwd en Well, waar omstreeks 1400 een torenmolen binnen de buitengracht van het kasteel stond.
Bron: "Torenmolens in Noord-Brabant", Wim en Wiro van Heugten, Brabants Heem 1984 pag. 14-22.