bouwjaar
circa
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Molenaar Theodoor Vrehen uit Echterbosch, een buurtschap in deze uithoek van de gemeente Echt, verkocht de windmolen, die nauwelijks gereed was, met twee afgepaalde gedeelten van twee percelen bouwland op 5 juni 1896 voor ƒ 2000 aan Wilhelm Joseph Dahlmanns, beeldhouwer in Saeffelen (D.) en Peter Heinrich Bodens, beeldhouwer in Echt. De naam Vrehen komt echter als eigenaar van de molen of de grond waarop hij stond in de kadastrale legger niet voor. De grond was aanvankelijk eigendom van Hendrik Op het Veld te Saeffelen. Hij had er bovendien nog twee percelen bouwland.

Als stichtingsjaar is 1896 vermeld. De bouw kan langer dan een jaar geduurd hebben, zodat we mogen aannemen, dat de molen in de jaren 1895-1896 werd gebouwd. In 1901 werd de molenaarswoning gebouwd en in 1911 een stal met schuur.

Het was een open standerdmolen waarvan de standvinken of steekbanden met houten delen waren bekleed om inwateren zoveel mogelijk te voorkomen. De vier gemetselde teerlingen, waarop de houten constructie rustte, waren zeer laag van bouw. Het molenlichaam was lang, veel langer dan in Nederland gebruikelijk en gedekt met een 'Franse kap'.

De kast liep nogal ver door, zodat de molen groter leek dan hij in werkelijkheid was. Het luiwerk aan de trapzijde van de kap was door een apart luifeltje tegen inregenen beschermd. De molen had twee aswielen en twee koppel 17-er maalstenen. De stenen lagen achter elkaar op de bovenste zolder. Elk aswiel dreef met een rondsel op het staakijzer een koppel stenen aan.

De ligging van de twee koppel maalstenen achter elkaar op de bovenste zolder met de twee aswielen is onder andere een van de kenmerken van een originele Belgische standerdmolen. In standerdmolens van Nederlands model ligt op de bovenste zolder één koppel stenen. Het tweede koppel ligt op de onderste zolder achter de standaard tegen de borst of het stormeind. Beide koppel stenen worden door één aswiel aangedreven, dat zowel aan de borstzijde als aan de trapzijde van een gang kammen is voorzien.

De ijzeren as werd in 1917 gelegd en was in Nederland gegoten. De molen had toen zijn gevlucht verloren na het losraken van een paar wiggen in de askop. Een roede verschoof in de askop en raakte de grond. In die tijd en in latere jaren waren de borst, de kap en de steekbanden met geteerd asfaltpapier gedekt.

De erven Dahlmanns en genoemde mede-eigenaar Bodens verkochten de molen met aanhorigheden in 1917 aan Joseph of Johan Joseph van Kruchten, molenaar in Koningsbosch. Hij was van 1911 af pachter. Later was de molen aan de Prinsenbaan gesitueerd, een weg, die van Echt naar het Duitse Saeffelen loopt. Van Kruchten vestigde er ook een bakkerij.

In de 1940-er jaren stond de molen in het vrije veld bij het nog jonge afgelegen kerkdorp Koningsbosch, vlakbij de Duitse grens. Voor een buitenstaander was de streek toen vrijwel onbekend. Van Kruchten maalde destijds uitsluitend met de wind.

De molen liep tijdens de bevrijding door beschietingen schade op. Hij werd provisorisch hersteld en daarna niet meer gebruikt. Joseph van Kruchten had het bedrijf aan zijn zoon overgedragen, die elektrisch ging malen. De stilstand en het weer hadden een funeste invloed op de molen, zodat de toch al minder goede staat snel achteruitging.

In 1950 werd een sloopvergunning aangevraagd. De toestand van de molen en het feit dat hij buiten gebruik was en na herstel ook niet meer in gebruik genomen zou worden, waren voor de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen redenen om een vergunning tot afbraak te geven. De standplaats van de molen was toen uit toeristisch oog punt niet aantrekkelijk. Ook dit punt werd in overweging genomen.

De afbraak vond in 1953 plaats door de Weerter molenmaker Hub. Adriaens.