bouwjaar
verdwenen
1903 onttakeld 1917 gesloopt
geschiedenis
De molen was tot 1903 eigendom van de familie De Visscher, die ook de gelijknamige windmolen bezat.
De met water aangedreven molen werd door de familie als reservemolen gebruikt om toch meel te kunnen leveren op windstille dagen.
In 1903 werd de molen verkocht aan J. Botermans, die de molen aan zijn bestemming onttrok.
De volgende eigenaar, E.J. van Puijenbroek, liet de molen slopen en voegde het perceel grond van de molen toe aan zijn tuin aan de Bergstraat.

Rond 1900 worden de molenaars in Goirle gerekend tot de middengroep, maar vóór die tijd hebben zij zeker gehoord tot de dorpsnotabelen.
In de Kempische dorpen werden zij als zodanig in een adem genoemd met de schoolmeester, de bierbrouwer en de pastoor.
Ook in Goirle zullen de molenaars een belangrijke schakel vormen in de gemeenschap als arm- en kerkmeester en in de herberg van molenaar Benedictus de Visscher werd in 1819 het St. Sebastiaangilde opgericht.

Van de molens in Goirle was de watermolen de oudste. Hij wordt al genoemd in 1331 bij de uitgifte van ”de gemeijnt aan Hilvarenbeek en stond bij de Wachtelberg aan de Leij“.

"Op 17-05-1422 stond Godevaert Aert Smoelneers af aan zijn broer Henrick Aert Smoelneers alle goederen die hem verstorven van zijn ouders , Aert die Moelner en zijn vrouw Margriet, uitgezonderd zijn deel van de watermolen te Goirle".
Bron: Tilburg oud rechterlijk archief Oisterwijk Akte 181, 17-05-1422, microfiche 2-B2,f.31-5 inv.nr 144.
Informatie van E. Moison.

In 1605 werd hij eigendom van Huybrecht van Malsen, heer van Tilburg en Goirle.
Later kwam hij in handen van de volgende heer van de heerlijkheid, Antonij Schets baron van Grobbendonck, die in 1623 de helft verkocht aan molenaar Hendrick Jansen van Dijck en de andere helft aan diens zwager Adriaen Alewijns.
Het gebouw werd in die tijd omschreven als 'twee watermolens onder een dak met heure toebehoirten, waarvan d' een is een corenmolen en de ander een olieslachmolen'.
Door koop werd Van Dijck in 1637 eigenaar van de hele watermolen, die hij in 1654 verpachtte aan zijn schoonzoon Adriaan Crols.
Zelf bouwde hij in 1651 een standaardmolen aan de Abcovenseweg, die dienst deed tot 1876.
Het perceel op Abcoven bij de Van Haestrechtstraat bleef nog lang bekend als 'de meulenekker'.

De watermolen werd in 1712 weer eigendom van de heren van de heerlijkheid.
Eerst van prins Willem van Hessen Kassel en later van de graven Van Hogendorp, die ook mede-eigenaar werden van de korenmolen op Abcoven.
Op het einde van de 18e eeuw werd Benedictus de Visscher pachter van de watermolen en in 1813 ook van de Abcovense molen.
De laatstgenoemde molen werd in 1830 voor de helft eigendom van zijn zoon Jan de Visscher. Zijn kleinzoon Benedictus de Visscher werd eigenaar van zowel de water- als de standaardmolen, maar in 1876 kocht hij voor fl 270 van landbouwer Antonij Boomaars een akker aan de Groeneweg, waarop een nieuwe windmolen werd gebouwd.
Na afbraak van de oude molen werd 'de meulenekker' eigendom van bakker Willem Verhof uit Tilburg.
Bij de boedelscheiding in 1884 werd zoon Gerardus de Visscher eigenaar van de twee molens, maar door oplopende schulden moesten de onroerende goederen verkocht worden. De watermolen kwam in 1903 in handen van J. Botermans, steenfabrikant te Gilze, die nog datzelfde jaar aan de Gedeputeerde Staten verzocht om de molen aan zijn bestemming te mogen onttrekken.
Het gebouw werd daarna verkocht aan fabrikant E. van Puijenbroek en afgebroken.
De molen aan de Groeneweg kwam in handen van genoemde Botermans, wethouder A. de Brouwer en C. Moonen.

Molenaar werd Benedictus de Visscher, een neef van Gerardus de Visscher.
Rond 1940 werd De Visscher eigenaar van de hele molen.
In 1961 werd het gebouw verkocht aan de gemeente Goirle.