- bouwjaar
-
Hier gebouwd in 1906, maar oorspronkelijk rond 1630 gebouwd in Noordeloos (zie 'Geschiedenis').
- bestemming
Vh. bemalen van de polder Binnentiendwegs als onderbemaling; thans maalvaardig in circuit.
- molenmaker
- H.G. Pellikaan, Gorcum (1906)
- omwentelingen
- eigendomshistorie
De SIMAV is eigenaar sinds 1968.
- geschiedenis
-
Deze molen was in gebruik voor het bemalen van het onderdeel Binnentiendweg van de polder Giessen Oude Benedenpolder in Giessendam en daarmee feitelijk een onderbemaling. Verder was deze molen tevens baak- of seinmolen voor het waterschap de Nederwaard.
Op 8 december 1906 brandde de oorspronkelijke wipmolen als gevolg van een schoorsteenbrand af. De uitgerukte brandweer belandde onderweg met de spuit in een greppel en kon geen hulp meer bieden.
Na de brand werd door het polderbestuur overwogen een ronde stenen molen te laten bouwen. Na een tip van de architect Roozendaal uit Noordeloos werd echter contact gezocht met het bestuur van de polder Groote Waard aldaar, omdat die polder wenste over te gaan op stoombemaling waardoor hun laatste molen, de Grote Molen, buiten bedrijf zou komen. Door het polderbestuur werd toen een bod van ƒ 2.000,-- op de molen uitgebracht, dat door de ingelanden van de polder Groote Waard werd aangenomen.
Het afbreken, overplaatsen en weer opbouwen van de molen in Giessendam werd uitgevoerd door molenmaker Pellikaan uit Gorinchem, die het karwei voor ƒ 5.200,-- had aangenomen. Afkomende onderdelen van de verbrande molen, zoals wateras, scheprad en roeden, werden voor ƒ 375,-- aan Pellikaan verkocht. De onderdelen van de in Noordeloos afgebroken molen werden op een dekschuit over de Giessen naar Giessendam vervoerd. Vanaf de plaats waar deze dekschuit af kon meren, werd een smalspoor aangelegd over een lengte van ongeveer 1100 meter. De onderdelen werden zo met behulp van een locomotiefje en een aantal wagons naar de plaats van bestemming gebracht.
Aldus bleef de molen in gebruik tot 1965, maar er was al iets aan vooraf gegaan: in 1963 was, vanwege het toen geplaatste elektrische vijzelgemaal, een kruipaal komen te vervallen. Dit belemmerde de molen nogal in het functioneren. (Pas in 1985 werd het gemaal een tiental meters verder naar het westen verplaatst zodat die onmisbare paal weer kon worden aangebracht).
Tussen 1965 en 1985 gebeurde hier weinig: de molen stond stil maar werd nog wel enigszins onderhouden. In maart 1974 werden onder andere de borstnaald en de baardplanken vernieuwd.
Ruim elf jaar later, in juni 1985, maakte men een begin gemaakt met een veel grotere restauratie. In hoofdzaak omvatte dit het vervangen van het wiekenkruis, de trap met hangbomen en staartbalk, twee daklijsten, een steenlijst, de busbalk, de penbalk, de wolfsbalk, de achterzomer, de vorstnaald, drie kapspanten, de achtervelgen van het bovenwiel en de schoepen van het scheprad. Daarnaast werden herstellingen verricht aan het rietdek op de ondertoren en aan het buitentoilet. Bovendien werden het aangebouwde klompenhok en de nabij staande schuur vernieuwd.
Het werk werd uitgevoerd door het molenmakersbedrijf vh. J. de Gelder b.v. te Arkel. Aannemer J. de Bruin uit Streefkerk verichtte het uitvoerige herstel van krimpmuren en waterlopen. Op 11 september 1986 werd de molen door burgemeester B. van Wouwe van Hardinxveld-Giessendam in bedrijf gesteld door het lichten van de vang. In totaal kostte dit ƒ 543.830,--.
In 2006 is de situatie met de (bijzonder geringe) onderbemaling met de opvoerhoogte van 0,20 meter opgeheven: de molen verloor als gevolg zijn functie en maalt sindsdien in circuit.
Op 5 oktober 2015, bijna 110 jaar na de fatale brand van de voorganger, brak bij deze molen brand uit in de typische schoorsteenconstructie van wipmolens in die streek, de zgn. rattenval. De molenaar kreeg de zaak enigszins onder controle, de gewaarschuwde brandweer deed de rest.
Aldus liep het goed af voor deze moeilijk bereikbare molen. De schade bleef beperkt tot het rookkanaal, de rattenval zelf en een vervuild woonvertrek.
In 2019 heeft Van Reeuwijk Bouwmeester een dendrochronologisch onderzoek uitgevoerd naar het hout van de ondertoren van de molen op de huidige standplaats in Giessendam. De uitkomsten zijn dat het hout voor de ondertoren in 1629/1630 moet zijn gekapt en dat het om Nederlands eikenhout gaat. De ervaring leert dat dergelijk hout doorgaans snel na de kap verwerkt werd in de bouw.
De ondertoren van de molen die hier in 1907 werd geplaatst (maar oorspronkelijk dus in Noordeloos stond) moet hoogstwaarschijnlijk in of rond 1630 zijn gebouwd.