bouwjaar
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis.

omwentelingen
eigendomshistorie

De Stichting Molens Hoeksche Waard is eigenaar sinds 6 november 2018, daarvoor was dat  de Stichting Molens Binnenmaas sinds 1992; daarvoor de gemeente Binnenmaas sinds 1984; daarvoor de vm. gemeente Mijnsheerenland sinds 1958; daarvoor P. Oosthoek.

geschiedenis
Reeds in 1455 bezat Mijnsheerenland een standerdmolen, staande aan de Blaaksedijk recht tegenover de Vrouwenhuisjesweg.
Op 27 juli 1649 sloot de toenmalige ambachtsheer, Van Raesfelt, met Teunis Simonsz (Slooter), molenaar een contract betreffende het bouwen van een nieuwe korenmolen. De molenaar kreeg hierbij een perceel grond in erfpacht. Het werd een wipkorenmolen, waarschijnlijk met een met rietgedekte ondertoren én kap.

Omstreeks 1740, dus nog geen 100 jaar later, werd de wipmolen op initiatief van zijn molenaar, Gijsbert Batenburg, vervangen door de nu nog aanwezige stenen molen. Het huidige spoorwiel is nog uit de wipmolen afkomstig, evenals enige balken (die in de nieuwe molen als zolderbalken dienst gingen doen). Door de hoge plaatsing van het spoorwiel draaien de kammen van het luiwiel daar rechtstreeks op, ruimte voor een aparte schijf of wiel was er niet.

Totaal onbekend tot op heden is, dat de molen in de 19e eeuw ook ingericht is geweest als pelmolen. De eerste vermelding komt uit 1851 uit een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. De molen wordt openbaar te koop aangeboden ten overstaan van notaris Kluijt te Mijnsheerenland. De molen wordt aangeboden als ''Steenen windkoorn- en pelmolen'' met woonhuis, schuur, erven, tuin, rietveld, griend, damsteeg en een boomgaard en tuin. De veiling was op dinsdag 6 mei 1851 en de afslag op 20 mei 1851 in het gemeentehuis. 
In 1866 wordt de molen weer aangeboden. Ditmaal wordt ''het onverdeeld een derde gedeelte'' verkocht van een ''Steenen windkorenmolen, tevens ingericht tot pelmolen''. Hiernaast werden ook het woonhuis, schuur, erf, tuinen, boshakhout en rietland aangeboden. De verkoping vond plaats in de herberg van G. van Waasbergen in Mijnsheerenland ten overstaan van notaris J. van Andel uit Mijnsheerenland publiek te koop aangeboden. Ook deze advertentie stond in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
Over dit pelwerk is wél op te merken dat het onduidelijk is, hoe dit in deze kleine molen heeft gezeten.  

Na Batenburg zijn er nog diverse andere eigenaren te noteren: De Bruijn, Van Rossum, Reijshouwer, Dekker, Kappeteijn, Landheer, Van der Linden, Boogaart en Oosthoek.

Onder die laatste molenaar is de molen in 1945 buiten bedrijf gekomen. Inmiddels had de molen al gezelschap gekregen van een maalderij.
In 1958 verwierf de toenmalige gemeente Mijnsheerenland de molen van P. Oosthoek. In 1962 voerde de Mijnsheerenlandse molenmakerij Dirkse een restauratie uit, waarbij onder meer een andere, tweedehands, roede werd gestoken.

Een groot -en ook steeds groter wordend- probleem bij deze molen vormde de omgeving: na 1958 raakte de molen geleidelijkaan geheel ingegroeid. Tot in de jaren '90 werd door Jaap Wols, indertijd hier knecht, wel gedraaid (vooral in de winter, als de bomen niet in blad stonden) tot op een zeker moment ook dat niet meer ging. 

Stilstand, hier min of meer opgedrongen door de slechte omgeving, betekende niet meteen achteruitgang: de kap heeft men nog een keer opnieuw met riet gedekt en in de zomer van 2009 volgde een forse opruimbeurt.
Al met al stond hier een molen die, op roeden en hekwerk na, feitelijk in heel behoorlijke staat verkeerde.

Dan het volgende: juist doordat hier nooit ingrijpende restauraties hebben plaatsgevonden heeft deze molen een zeer authenthieke sfeer. De afgelopen jaren waren de onderhoudswerkzaamheden erop gericht om verval en de verdere aantasting een halt toe te roepen. Aangetaste houten sponningen en, waar aan de orde, deuren en blinden, werden vervangen dan wel gerepareerd. Aansluitend werden in 2010 de houten delen aan de buitenkant geschilderd en werd de binnenkant van de molen behandeld tegen ongedierte zoals houtworm en bonte knaagkever. 
In 2012 werd het metselwerk gerestaureerd en opnieuw gewit. Eerder was de molen al opnieuw geschilderd.

Wat dan vooral dringend nodig was, was een aanzienlijke verbetering van de omgeving en dat is gelukt: in overleg en samenwerking met de (particuliere) eigenaren van aan de molen grenzende percelen konden goede afspraken gemaakt worden over verbetering. Dit  resulteerde in 2014 en 2015 in een drastische sanering van het bomen en struiken rond de molen.

Op 21 februari 2017 werden beide roeden gestreken om te worden gerepareerd. 17 oktober dat jaar zijn zij, na uitvoerig herstel door de fa. Vaags, weer gestoken. Er bleek meer werk nodig: windpeluw en twee lange schoren vervangen en de vang vernieuwd. 

Inmiddels draait de molen weer geregeld en wordt er ook weer gemalen.

 

 

© Wim van der Giesen (06-01-2023)
Na 50 jaar wordt er weer gemalen in de molen.

 

trivia

In 1753 verzochten "Gijsbert Batenburg, korenmolenaar van Mijnsheerenland, Arij Rijshouwer, Korenmolenaar van Goidschalxoord, Cornelis de Bruijn, korenmolenaar van Puttershoek en Jacobus de Leeuw, korenmolenaar van s-Gravendeel, aan de Staten van Holland en West-Vriesland " om toestemming tot verhoging van het maalloon. Dit verzoek werd onder andere voor advies in handen gesteld van Schout en gerecht van Mijnsheerenland van Moerkerken. Deze waren tégen verhoging, niet zo verwonderlijk aangezien zij als inwoners van Mijnsheerenland dat zouden moeten betalen. Uit de vele tegenargumenten blijkt dat op de molen van Mijnsheerenland ook gemalen werd voor een deel van de inwoners van Westmaas, Heinenoord en St. Anthoniepolder. Voorts werd vermeld dat "hij gelijk nog in den voorleden jaren in plaats van een Houten wipmolen een nieuwen steenen molen heeft gestigt".
Uit het verhaal blijkt onder meer dat hij acht kinderen heeft, terwijl er, als klap op de vuurpijl, op wordt gewezen dat "geen ander Burgeren of Ingesetenen rijkelijk in Klederen en van Gout en Silver zijn voorzien, dan het huishouden van opgemelden molenaar".