- bouwjaar
- verdwenen
-
1907 vervallen 1909 gesloopt
- eigendomshistorie
Molenaar was Jaap Siemensz Verberne
- geschiedenis
-
03-12-1982: Texelsche Courant
In 1705 zijn er in Den Burg twee molens, een houten standaard meelmolentje dat heeft gestaan ter hoogte van de kruising van de Hollewalsweg en het vroegere suikerwegje (dus aan de Beatrixlaan, waar nu het pension van D. Graaf staat) en de ronde stenen meelmolen 'De Drie Gebroeders', bezuiden het dorp, waaraan de Molenstraat zijn naam ontleent.Op de plaats van het houten meelmolentje wordt door Jacob Gorter, nadat de molens in één hand kwamen, een achtkantige stenen meelmolen gebouwd.
Het pelwerk werd door de betrokkene van de ronde steenmolen naar de achtkantige molen overgebracht.
In 1748 zijn de stenen molen en de achtkantige molen eigendom van Jacob Meiertszn Gorter en Isbrand Reijerszn Bons.
De molens werden tussen 1748 en 1752 overgedragen aan Bons.
In 1752 probeert IJsbrand Bons samen met Jan Corneliszn Mulder (eigenaar van de molen te Oosterend) net als in Den Hoorn een hoger maalloon te mogen bedingen. Het plaatselijke bestuur was bons niet bepaald gunstig gezind. In het bijzonder valt de passage op, waarin Bons 'het voornaamste en dringendste hoofd van de Roomsgezinde personen' wordt genoemd, waarna vermeld wordt, dat 'de predikant aan Den Burg Jacobus Hondius klagten heeft gedaan wegens zekere ontmoetingen met den priester op het Schildpad en zulks op een zondag, terwijl de predikant gekleed met mantel en bef naar Oudeschild ging om daar des namiddags te prediken.'
Wat deze passage met de aanvrage van Bons te maken heeft, is onduidelijk. Het maakt wel nieuwsgierig naar wat er op die bewuste zondagmiddag tussen beide zieleherders is voorgevallen. Heeft de priester Hondius wellicht in de Schilsloot gedeponeerd? Ja zou het haast veronderstellen. Het verzoek wordt door Gecommitteerde Raden in Westfriesland en den Noorderquartier afgewezen. Ook een volgend verzoek van Bons, gedaan samen met Jan Corneliszn. Broerse, die dan molenaar is in Oosterend, uit 1760 heeft geen succes.
Weer blijkt de irritatie van het gemeentebestuur uit het advies; soo dat Ued. Moh. hier uyt kunnen sien de sroote stoutheyd van deeze genegen schijnen te zijn om de regeering alhier te quellen'.
Met de gedachte 'driemaal is scheepsrecht' wordt in 1766 een nieuwe poging ondernomen, met hetzelfde negatieve resultaat. Aan het advies wordt ook nu weer toegevoegd: 'tonende deze paapsche molenaars door zodanige handelswijze dat zij geen deminste eerbied of ontzag voor Ued Mog. of voor ons zijn hebbende.'
In 1776 komt IJsbrand Bons te overlijden. Zijn weduwe Annaatje Kluyver wil de beide molens afzonderlijk verkopen en vraagt te bepalen dat de ronde stenen molen alleen als tarwemolen te
mogen gebruiken en hier dus het pellen te verbieden en voor de stenen meel- en pelmolen het malen van tarwe te verbieden. Ook dit verzoek wordt afgewezen. De molens worden niettemin apart verkocht in 1790.
De achtkantige molen wordt eigendom van Jan Pieterszn Verberne (1739-1814), die volgens Dr. Dijt lang in Oudeschild woonde, maar zijn oude dag doorbracht in de Gasthuisstraat, waar hij toen het beroep van molenaar uitoefende. Zijn jongste zoon Simon (1775-1837) zette het molenaarsbedrijf voort. Diens dochter Antje trouwde met de korenmolenaar Hendrik Willems Keesom (1816-1884) uit de Zijpe die vermoedelijk de laatste molenaar van de molen aan het Suikerwegje is geweest.
Uit de OAT's bij de kadastrale kaart 1811-1832, kan geconcludeerd worden dat deze molen toen een koren- en pelmolen was. Het belastbaar inkomen van de molen à fl 360 (OAT07113E006), komt overeen met de zuivere begrooting van de koren & pelmolen in de inventarisatie van de gebouwde eigendommen (OAT07113AT01).
Op de kadasterkaart 1811-1832 lijkt een achtkant grondplan te staan.
Op de topografische kaarten van 1858 en 1918 staat de molen aangegeven.De molen stond aan 't Suikerwegje (deel van de huidige Beatrixlaan.
De molen draaide lange tijd met één roe
De molen was in 1907 al vervallen en werd in 1909 afgebroken.
Bron: "Molens zo waren ze", pag. 19.
De familie Verberne verkocht de molen op 24 juni 1907 in vervallen toestand aan N.F. Damen.
Die verkocht de vervallen molen op 11 jan. 1909 aan C. Rijk en P. Lammerts, bij een verkoop op 10 juli 1909 werd de molen niet meer vermeld.
Bron: archief Ten Bruggencate.17-12-1908: Texelsche Courant
G.J.O.D. Dikkers, Notaris te Texel, zal, op Maandag 11 Januari 1909, 's avonds 7 uur, in het hotel 'de Zwaan' aan den Burg, ten verzoeke van de heeren N.F. Daamen en B.H. Welkers, publiek verkoopen:
a. Een vervallen Korenmolen met Erf, groot 11,50 aren gelegen bij den Burg en
b. Een perceel Weiland in den polder Zuid-Haffel, groot 42,20 aren.
18-02-1909: Texelsche Courant
Deurwaarder te Texel
zal op Maandag 22 februari 1909, 's Morgens 10 uur, op het Molenerf bij het R.C. Kerkhof nabij den Burg op Texel, ten verzoeke van de heeren C. Rijk Jbz. en P. Zijm Lz.
Publieke verkoopen:
80.000 Steenen, een partij Kalkpuin, 2 slijpsteenen, oud ijzer, metaal, lood en zink, voorts:
Eiken Balken, zeer geschikt om drempels van te maken, eiken palen, een partij molenkammen. eiken brandhout en hetgeen meer zal worden aangeboden.
13-10-1937: Texelsche Courant
Omstreeks 1910 is de molen van Jaap Sz. Verberne eindelijk gesloopt. Eigenlijk kon toen van een molen niet meer gesproken worden.
-
Molen 01640 c Zeemanslust (Den Burg)deel van de Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Texel, Noord-Holland, sectie E, blad 01 (MIN07113E01)