wetenswaardigheden

Geheugensteuntje
Met behulp van dit vers konden de Dordtenaren de namen van alle oliemolens op Eiland van Dordrecht onthouden. Op basis van bouw- en sloopjaren van de genoemde molens moet het tussen 1802 en 1832 gemaakt zijn. De olieslagers waren in die tijd allemaal aangesloten bij een confrérie van olieslagers, een soort gilde/broederschap.

Het Klaverblad, dat maalt zo snel, 
De Karnton, die weet het wel (Waker) 
Het Seimpje met zijn kloek verstand, 
dat maalt zijn zaadjes kort en kant (De Zwarte Arend) 
De Lelie is een mooie blom, 
De Waker lacht daar echter om (De Wakende Kraan) 
De Reiger staat nogal in het riet, 
Waar De Kat zeer fel op ziet 
De Oude Ruiter ruitert snel, 
De Haan die kraait des morgens wel 
De Uil staat reeds voor de ploeg (De Valk) 
Als De Sprokkelaar zijn dingen doet (Het Anker) 
De Wever weeft zijn garen fijn (De Willem I) 
De Zeelt die wil gevangen zijn 
De Bakker bakt zijn brood te licht (De Hoop) 
De Poortklok heeft dit lied gedicht (De Karper)

 



Tekst 3e foto:
Een foto van de molen met 'mooimakersgoed' en in de vreugdestand, waarschijnlijk ter gelegenheid van een koperen bruiloft. Bronnen en jaartallen zijn echter tegenstrijdig. Het is òf voor Johannes Hendrik en zijn tweede vrouw rond 1895 òf voor Adrianus Jacobus en en zijn echtgenote M.C. van Brakel rond 1904.
steden, scheepvaart, bruggen, Kalkhaven, Oude Maas, Zwijndrechtse Brug