- bouwjaar
- bestemming
Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
- voorganger
- omwentelingen
- eigendomshistorie
Eigenaren van de molen:
Christiaan Breukink (1844 - 1850)
Wendelina Harmina Breukink - Kets (1850 - 1860)
G.J. Breukink (1860 - 1902)
N. Breukink-Schieven (1902 - 1905)
Chr. Breukink (1905 - 1914)
A.J. Breukink (1914 - 1941)
G.H. Breukink (1941 - 1955)
H.J.E. Breukink (1955 - 1980)
B. Massink (1980 - 1986)
Ir. W.J. ten Duis (1986)
Stichting De Bronkhorster Molen (1986 - heden)- geschiedenis
-
Tot 1795 behoorde tot de rechten van de eigenaren van de heerlijkheid Bronkhorst het recht op gebruik van de wind. Daartoe bezat men een molen; de inwoners van Bronkhorst waren verplicht hier hun koren te laten malen, het zgn. recht van molendwang.
Tot 1844 stond op het huidige molenerf een standerdmolen, die dat jaar in de nacht van 17 op 18 mei afbrandde. Vervolgens werd de huidige ronde stenen beltmolen gebouwd.
In 1803 had F.A. Graaf van Limburg Stirum zijn molen, toen nog de standerdmolen, aan Jan Breukink verkocht. Diens zoon Christiaan en zijn echtgenote Wendelina Hermina Kets lieten de huidige molen als opvolger van de verbrande molen bouwen. Na Breukinks overlijden op 48-jarige leeftijd (10 juli 1850) was zijn weduwe tot 1860 eigenaresse. De molen bleef nog heel lang in de familie Breukink.
Tot vlak na de Tweede Wereldoorlog was de molen als maalwerktuig in bedrijf. Ooit moet er ook zijn gepeld: er zijn nog sporen van een pelwerk terug te vinden. Mogelijk is het sleepwiel op de luias hiervan afkomstig.
In 1958 zamelde een comité geld in om de molen deels te laten restaureren, wat in 1960 zijn beslag kreeg. Gerrit Jan ten Have (Vorden) verwijderde de houten bovenas met ijzeren kop en stak een ander gietijzeren exemplaar. Ook stak hij twee tweedehands ijzeren roeden en bracht daarbij op de binnenroede het naar hem vernoemde zwichtklepsysteem aan. Tot 1960 had de molen een ijzeren binnenroede, vermoedelijk een Fransen en een houten buitenroede, uitgevoerd als borstroede. In de jaren '50 was één van beide oplangers van die roede afgebroken en stond de molen er kreupel bij.
In bedrijf kwam de molen, ondanks de stroomlijning en zwichtklep, niet meer. Om nieuwe stilstand te voorkomen bedacht men toen iets origineels: een draaipremie. Als eerste molen in Nederland kwam hier een teller voor het aantal omwentelingen. Zo betaalde de overheid mee aan de exploitatie van de molen (die wel in particuliere handen bleef).
In latere jaren werkte dit niet meer: B. Massink, eigenaar vanaf 1980, wilde de molen, die inmiddels aan nieuw herstel toe was, restaureren maar kon als particulier geen subsidie krijgen, zo werd gesteld. Massink wilde vervolgens zijn molen wel verkopen, maar vroeg daarvoor naar mening van de instanties te veel. Aldus ontstond een patstelling, terwijl de molen alweer hoog en breed stilstond en opnieuw tekenen van verval vertoonde.
Om aan de impasse een eind te maken kocht de in Bronkhorst wonende industrieel ir. W. ten Duis de molen, om hem vervolgens onder te brengen in een stichting. Deze laatste wist allerlei geldbronnen aan te boren, waarna de molen opnieuw gerestaureerd kon worden.
In 1989 volgde dan een zeer grote herstelbeurt: Groot Wesseldijk vernieuwde onder meer de gehele kap en staart en stak twee nieuwe roeden. Op 11 mei 1990 nam men de molen feestelijk in gebruik.