Molen van Looman (1e), Markelo

Markelo, Overijssel
v

korte karakteristiek

naam
Molen van Looman (1e)
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06467 q
oude dbnr.
V2640
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 06467 q Molen van Looman (1e) (Markelo)
Foto: coll. Anton Vedders

locatie

plaats
Markelo
plaatsaanduiding
Tolweg 84
gemeente
Hof van Twente, Overijssel
streek
Twente
kadastrale aanduiding 1811-1832
Markelo I (3) 604 Hermannus Horstink
geo positie
X: 230815, Y: 472791
N: 52.23796, O: 6.49715

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
Uit een akte van 28 februari 1412 blijkt dat er een windmolen aanwezig was. Waar deze gestaan heeft is niet te achterhalen. In latere archiefonderzoeken over de periode 1600-1800 komt er geen enkele keer een molen ter sprake. In 1780 werd er een verzoek ingediend om een windmolen te mogen bouwen. Ondanks een uitvoerig geschreven verzoek, ondertekend door vele dorpsbewoners, ging het toch niet door.

Markelo kreeg pas twintig jaar na het verzoekschrift haar molen, nabij de boerderij Groot-Lammertink. Daartoe kochten Gerritdina Hartgerink, weduwe van Jan Meyers en haar zoon Hendrik Jan Meyers (getrouwd met Aaltjen Hartgerink), in 1801 van Dries Wilbers op Schrijvers voor 1200 gulden 'het eygendommelijke plaatsjen Snieders met onderhoorige landerijen'. De molen werd gebouwd op het terrein van deze boerderij.
Uit de akten valt af te leiden dat de bouw niet uit eigen middelen werd gefinancierd. Er werden binnen en buiten de familie forse bedragen geleend. Van Albartus Monsuur en z’n vrouw Renetta Meyers te Deventer 6000 gulden, van Hendrikus Meyers en z’n vrouw Fenneken Vincent te Holten 6000 gulden, van dokter Nieuwenhuis en z’n vrouw Theodora Helena Meyers te Zwolle 4000 gulden en van Anthony Hulscher en z'n vrouw Johanna Roeiers in Deventer 4500 gulden. Alles met als onderpand het gekochte plaatsje Snieders en het daarop staande 'getimmertens', bestaande uit een 'geheel huis, hoff, koorn-, en winde olijmolen en landerijen'. De bouwwerken werden in Amsterdam verzekerd voor een bedrag van 16000 gulden.

In 1803 nam één van de geldschieters, zwager Albartus Monsuur, de helft van Hendrik Jan Meyers' aandeel in de molen over. Dat verschafte laatstgenoemde blijkbaar nog steeds onvoldoende financiële ruimte, want een jaar later kocht de weduwe Gerritdina Meyers-Hartgerink bij executie uit de boedel van haar zoon Hendrik Jan Meyers de halve molentiende voor 1505 gulden en uit dezelfde boedel het plaatsje Bungelers in Beusbergen voor 1125 gulden.

Albartus Monsuur was in 1805 de eigenaar van de molen. Hij was gehuwd met Renetta Meyers uit Holten. Albartus overleed in 1812, de weduwe enkele jaren later en zeker niet ontactisch hertrouwde met de in 1789 in Goor geboren molenaar Mannes Horstink.

Op 4 april 1830 trouwde Gradus zuster Johanna Monsuur met de Markelose onderwijzer B.J. Warmelink (*1799). Het huwelijk was van korte duur want Warmelink overleed al in 1832. Johanna en haar dochter bleven niettemin tot 1856 in het molenhuis wonen, waarna ze uiteindelijk vertrokken naar Holten.

Johanna' s zuster Heiltje Monsuur trouwde op 4 juli 1830 met haar neef de molenaar Gerrit Meyers uit Holten. Zij kochten de molen, gebouwen en alle landerijen van haar ouders en zuster. Na deze wisseling van de wacht vertrokken de ouders. Mannes Horstink en Renetta Meyers, naar Holten.

In 1836 werd de monopolie-positie die de 'Oude molen' van Meyers in Markelo had, bedreigd door de komst van de molen 'De Hoop' (pand 152) die de familie van Dam toen liet bouwen. En ondanks de familierelatie die er tussen beide families bestond -
B.J. Warmelink, de zwager van Gerrit Meyers was een broer van van Dam's echtgenote - diende Gerrit een officieel bezwaarschrift in bij de gemeente tegen de bouw van de nieuwe molen. Het bezwaarschrift werd echter door de gemeente
ongegrond verklaard.

Gerrit Meyers kreeg in 1842 toestemming van de gemeente om naast zijn molenaarsbedrijf een bakkerij te beginnen. In 1844 vertrok de familie Meyers naar Holten om daar een bakkerij te beginnen. De molen plus bijbehorende bakkerij en boerderij werden toen verpacht aan de familie Nijendijk. Nijendijk vertrok na tien jaar naar Raalte en werd opgevolgd door de familie Kraa.

Zij moesten, noodgedwongen al weer in 1855 vertrekken, omdat in dat jaar de familie Meyers de complete koren- en oliemolen inclusief huis, bouw-, hooi- en heidelanden voor 8000 gulden verkocht aan Jan Looman, telg uit een bekend molenaars- en molenbouwersgeslacht te Deventer. De totale grondoppervlakte besloeg bij de verkoop bijna zeven hectare. Een aanzienlijk deel daarvan had de familie Meyers verworven bil de markeverdelins in.

Jan Looman trouwde in 1856 met de Markelose Johanna Berendina Zwiers (de Boa) en pakte vervolgens de zaken groots en voortvarend aan. Hij had onder andere een 'boerwerker', een bakkersknecht) en een olieslager m dienst. Overigens vertrok de bakkersknecht al korte tijd later, in 1857 en zonder daarna vervangen te worden; het lijkt aannemelijk dat de bakkerij toen is opgeheven. Looman ging ook gebruik maken van de nieuwste technieken. Zo kreeg hij in 1859 toestemming van gedeputeerde staten en van de gemeente om 'bij zijnen wind koorn- en olijmolen een stoomwerktuig in werking te doen treden, teneinde die molen bij gebrek aan wind voortdurend in werking te kunnen houden'.

Helaas bleef ook mulder Looman niet verschoond van tegenslag: in 1861 brandde de molen volledig uit. Niet voor het eerst trouwens, want tijdens de periode Meyers, op 4 maart 1820, was dat ook al eens gebeurd. Toen bleef de schade echter binnen de perken, zo becijferde de Stokkumer meester-timmerman en onderwijzer G. Boskamp ten behoeve van de verzekering; zijn taxatie kwam uit op 817 gulden.

In 1871 vertrok de familie Looman en werden de molen en aanverwante zaken verpacht aan de familie Weggeman. Al in 1874 kwamen de Loomans echter weer terug en vertrok Weggeman weer uit Markelo. Jan Looman overleed in 1876, zijn vrouw en 19-jarige zoon zetten toen, samen met het personeel, de zaak voort.

Zoon Willem Frederik Looman, wiens zuster in 1880 was getrouwd met Grevink die in Herike een molen stichtte (Tenbruggencatenummer 02666 a ?), trouwde in 1886 met Harmina Capelle. Harmina was het enig overgebleven lid van de Capelle-familie (pand 80) die in 1874 door de typhus getroffen was. Harmina verkocht alle onroerende goederen van de familie Capelle toen ze met Looman trouwde.
Al vier jaar later overleed Harmina, waarna Willem Frederik in 1895 hertrouwde met Arendina Vasters. Hij was toen eigenaar van een windkoren- en oliemolen en een stoomkorenmolen.

In januari 1908 sloeg de bliksem in de oude molen en deze verbrandde volledig. In de loop van 1908 werd de molen herbouwd als ronde stenen molen.
[Zie verder de opvolger.]
Bron: onbekend boek, blz. 176-182.
-----

De molen werd rond 1900 bij windstilte ook door een stoommachine aangedreven. Deze machine stond in het aangebouwde huis dat na de oorlog is omgebouwd tot woonhuis voor Willem Frederik Looman, mijn broer.
Herman Looman, 26 november 2005.


Rotterdamsch nieuwsblad, 17-04-1903
Te Markeloo is de bliksem geslagen in den korenmolen van den molenaar Looman. Een roede en een molensteen werden verbrijzeld en er ontstond begin van brand,


"Markelo
Zaterdagavond circa acht uur sloeg de bliksem in de molen van den heer Looman alhier. De molen brandde totaal uit. Aanzienlijke voorraden graan en meel gingen verloren. Assurantie dekt de schade."
Bron: Nieuwe Tilburgsche Courant 3 feb. 1908 (molen verbrandde op zaterdag 1 februari).
Andre Nibbelink, 29 december 2011.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
NB De later bijgeschreven tekst op de Ten-Bruggencatefiche is onjuist.
Red.