Molen De Haan / De Vergulde Haan, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Haan / De Vergulde Haan
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01108 f
oude dbnr.
V1784
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01108 f De Haan / De Vergulde Haan (Zaandam-Oost)
Foto: ansichtkaart nr. 132 (Uitg. K. Tanger)

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan de Kalverringdijk, ten zuiden van de pelmolen De Grootvorst.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam A (1) 499 Klaas Honig, koopman & fabrikant, c.s.
geo positie
X: 116303, Y: 498584
N: 52.47362, O: 4.81767

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Dubbel oliewerk
versieringen
Aan de westkant van de molen hing tussen twee stellingstutten een eenvoudig witgeschilderd naambord met de tekst "de Haan".
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken en verplaatst
verplaatst naar
geschiedenis
Het bouwjaar van de oliemolen de Haan is niet gevonden. Wel is duidelijk dat de molen zeer oud was. Op 17 augustus 1630 verklaart "Heertgen Pietersz. van Ghisp ten verzoecke van Claes Cornelisz., woonende op Saendijck, dat hij, getuyge, scharp anderhalff jaer tyts op des requirants olymolen, staende opt Calff, inden ban van Oostzanen, genaemt den Haen, gelsagen ende gearbeijt heeft. Het block vande selve moolen gansch nyet bequaem om te gebruycken, het was zeer leck, terwijl de principaelste heije, daer de koecken mede worden geslagen, van twee stucken stamen gelast was". Het bovenstaande getuigt niet echt van een "hechte en sterke" molen. De molen was vermoedelijk kort hiervoor gebouwd en leed aan diverse kinderziektes.
Zoals zoveel oude molens was de Haan verdeeld in parten en had hij dus meerdere eigenaren. Tegen het einde van de zeventiende, begin achttiende eeuw behoort een belangrijk deel van de Haan toe aan Jacob van der Ley, die in die tijd een belangrijk ondernemer was. Na zijn overlijden in 1715, komt het gehele bezit toe aan zijn weduwe Marietje Dircks. Zij laat een nieuw testament maken waaruit blijkt dat van der Ley zijn bezit goed had gespreid, naast aandelen in diverse oliemolens, bezat hij ook aandelen in houtzaag-, vol- en runmolens. Verder was hij eigenaar van diverse parten in een lijnbaan, een traankokerij, een scheepswerf en diverse pakhuizen. Door zijn bezit goed te spreiden, verkleinde hij het risico om veel geld te verliezen als er iets afbrandde of op een andere manier ten onder ging.

Omstreeks 1725 behoorde de Haan toe aan Cornelis de Lange, die hem in 1727 overdeed aan Dirk Kluys en Gijsbert van Elsland. Van Elsland was een zwager [moet zijn broer *] van Dirk Kluys en beide heren runden samen een onderneming. Naast de Haan zijn zij olieslagers met de volgende oliemolens:”de Zeeman”, “de Sint Willibrordus” en “de Roggebloem” in Oostzaandam, “de Bagijn” in Koog aan de Zaan, “de Roode Wildeman” en “het Witte Paard” in Wormerveer en “de Beer” in Wormer. Er waren in deze tijd niet veel andere ondernemers die zo’n groot aantal molens bezat. Bij de oprichting van het olieslagerscontract voor ladingen werden de molens van de firma Kluys en van Elsland hierin verzekerd. Hetzelfde gebeurde met de opstallen van de molens op 1 juli 1733. Dirk Kluys neemt bovendien zitting in het bestuur van het OC.
Tot 1745 blijft de Haan in bezit van Gijsbert van Elsland in welk jaar de molen in handen komt van Gerrit Kaaskooper Honigsz. Deze Gerrit Kaaskooper was een zoon van Stijntje Caeskooper en de Zaandijker papierfabrikant Cornelis Jacobsz. Honig. Sinds 1764 werkte Caescooper onder de firmanaam Gerrit Kaeskoper Honigzoon & Zoon. Naast de Haan had Honig toen ook de oliemolens “het Pink”, “het Windei”, “de Gooier”, “de Os” en “de Sint Willibrordus” voor hem draaien. Na zijn overlijden in 1778 wordt hij opgevolgd door zijn zoon Claes Gerritsz. Honig, die het molenbezit uitbreidde met o.a. “de Kat”, “de Wandelaar”, “de Oranjeboom”, “het Oude Bonte Kalf” en “het Varken”. Als Claes Honig in 1813 komt te overlijden neemt zijn jongste zoon, Cornelis Honig, de firma van zijn vader over waar hij al sinds 1791 deel van uit maakte. Opnieuw wordt het molenbezit vergroot, ditmaal met de oliemolens “de Kieft”, “de Jonge Wolf”, “de Visser”, “de Kikker” en “de Kopermolen”. Cornelis Honig overlijdt in 1845, waarna zijn grote molenbezit wordt verdeeld onder zijn twee zonen Cornelis en Klaas Honig. Ook gaan enkele molens over naar Jacobus Kluyver, die was getrouwd met een dochter van Cornelis Honig. De Vergulde Haan werd toebedeeld aan Cornelis Czn. Honig. Als Cornelis Honig in 1870 sterft bezit hij 12 oliemolens die werden verdeeld onder drie van zijn zonen. De Vergulde Haan kwam samen met “de Kat” en “het Vette Schaap” te produceren voor de firma Jacobus Honig Czn. Het einde van de firma komt in het begin van de twintigste eeuw. In de olieslagerij op windkracht is geen brood meer te verdienen en dus stoot Jacob Honig een voor een zijn molens af. De Vergulde Haan was de eerste en werd op 3 november 1903 uit het OC geschreven. De Kat zou in 1904 volgen en het Vette Schaap in 1905.
Honig verkocht de Haan aan de gebroeders Groot die voorheen eigenaar waren van de Koger pelmolen “de Matsman”, welke in september 1903 was verbrand. De gebroeders Groot waren echter niet meer van plan om met een windmolen te gaan werken en lieten de Vergulde Haan in februari 1904 afbreken. De roeden van de Haan werden in “het Pink” te Koog aan de Zaan gestoken. Het achtkant van de molen verhuisde naar De Horst, een plaatsje ten oosten van Groesbeek (Gld), om daar als korenmolen te gaan functioneren.
De molen werd daar als grondzeiler herbouwd en kreeg de naam “de Korenbloem”. Tot omstreeks 1930 bleef de molen in bedrijf op windkracht, daarna werd hij onttakeld en verder aangedreven door een motor. De restanten van de molen zijn in 1944 tijdens de bevrijding verwoest.

Aan de Zaan bleef de houten schuur van de Haan staan en op de plaats van de molen verrees een stenen fabriek die was ingericht tot het vermalen van houtmeel en de naam van de molen verkreeg. Deze fabriek raakte op 24 maart 1928 door een stofexplosie in brand en werd tot de grond aan toe verwoest. Door overwaaiend vuur verbrandde de iets noordelijker gelegen pelmolen “de Grootvorst” ook op die ochtend. Na de brand werd de fabriek weer herbouwd, deze nieuwe fabriek heeft tot ongeveer 1963 aan de Kalverringdijk gestaan en is toen gesloopt.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz.133
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 330-331
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 21,50,105
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” T. Neuhaus 1987 blz.61
- “Over molens der familie Honig” P. Boorsma 1939 blz.165-166
- “de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 296
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz.134, 155
F. Rol.
----

De molen was van zeer oude datum, want op 17 augustus 1630 verklaarde `Heertgen Pietersz. van Ghisp (=Jisp) ten versoecke van Claes Cornelisz., woonen (de) op Saendijck, dat hij,getuyge, scharp (=precies) anderhalff jaer tyts op des requirants olymolen,staen (de) opt Calff, inden ban van Oostzanen,geneamt den Haen, geslagen ende gearbeijt heeft.
Het block vande selve moolen (was) gansch nyet bequaem om te gebruycken, het was zeer leck, terwijl de principaelste heije, daer de koecken mede worden geslagen, van twee stucken tsamen gelast was`.

Op 12 januari werd verkocht: 1/12 parth in de Olymoolen de haen.
Koper: Gaeff de Jong, voor ƒ 360.
In februari 1904 werd de molen gesloopt en verhuisde naar Groesbeek, zijn plaats werd ingenomen door de Stoomoliefabriek De Haan.
Gijs van Soest.
-----

In de tekst staat dat Dirck Kluijs en Gijsbert van Elsland zwagers waren. Dat is onjuist. Het waren broers. Beiden waren zoons van Grietje Gijsberts en Jan Jacobs uit Koog aan de Zaan. Zij erfden het grote olieslagersbedrijf aan het begin van de achttiende eeuw van hun moeder, die testamentair had laten vastleggen dat het bezit 16 jaar lang onverdeeld moest blijven. Dirck Kluijs had de familienaam van een uitgestorven familietak van zijn moeder aangenomen. Vermoedelijk ging het om de achternaam van zijn grootvader van moeders kant. Dit was een gebruik dat in de 17de en 18de eeuw (eerste helft) erg in zwang was in de Zaanstreek.
Informatie Ron Couwenhoven, 19 feb. 2009.

aanvullingen